onregelmatige werkwoorden bladzijde 8 en 9
1 / 11
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Schrijf het werkwoord in de o.v.t:
Zij slaapt heerlijk.
Zij slaapt heerlijk.
Slide 2 - Question ouverte
Schrijf het werkwoord in de o.v.t:
Oma vergeet haar sleutel.
Oma vergeet haar sleutel.
Slide 3 - Question ouverte
Schrijf het werkwoord in de o.v.t:
De docent wordt heel boos.
De docent wordt heel boos.
Slide 4 - Question ouverte
Schrijf het werkwoord in de o.v.t:
De man valt van de fiets.
De man valt van de fiets.
Slide 5 - Question ouverte
Schrijf het werkwoord in de o.v.t:
Hij helpt me met koken.
Hij helpt me met koken.
Slide 6 - Question ouverte
Schrijf de zin in de v.t.t:
Doe jij de afwas?.
Doe jij de afwas?.
Slide 7 - Question ouverte
Schrijf de zin in de v.t.t:
Wij komen op jouw feest.
Wij komen op jouw feest.
Slide 8 - Question ouverte
Schrijf de zin in de v.t.t:
Ze zitten op de bank.
Ze zitten op de bank.
Slide 9 - Question ouverte
Schrijf de zin in de v.t.t:
Trump spreekt met de president.
Trump spreekt met de president.
Slide 10 - Question ouverte
Schrijf de zin in de v.t.t:
Ahmed staat op het podium.
Ahmed staat op het podium.
