LES NEDERLANDS - WEEK 13: WERKWOORDSPELLING

Werkwoordspelling
  • Spullen op tafel - ook naambordjes oid
  • Telefoon is opgeborgen
  • Jassen zitten in de kluis
  • Leesboek - 10 minuutjes lezen  
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling
  • Spullen op tafel - ook naambordjes oid
  • Telefoon is opgeborgen
  • Jassen zitten in de kluis
  • Leesboek - 10 minuutjes lezen  

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel:
Na de les:

  • kun je verschillende werkwoordsvormen goed spellen. 

Slide 2 - Diapositive

Persoonsvorm t.t.

Slide 3 - Carte mentale

Slide 4 - Diapositive

Persoonsvorm v.t.

Slide 5 - Carte mentale

Herschrijf: Maar het gebeurd wel eens dat de hond het opeet.

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

Hij (branden) vroeger wel een kaarsje in de kerk.
A
brande
B
branden
C
brandden
D
brandde

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Voltooid deelwoorden - welke regel gebruik je om het werkwoord goed te schrijven?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Het is (gebeuren).
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Is gedeletet goed of fout?
Wij hebben dat gedeletet.
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quiz

Gedeletet
Hele werkwoord = deleten
ik-vorm = delete
laatste klank is een -t --> 't ex  kofschip --> Ja
-t 

Slide 19 - Diapositive

Hoe schrijf je het woord tussen haakjes?
Het (deleten) telefoonnummer.

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Diapositive

Goed of fout?

Houdt je mond.
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

De (redden) schipbreukelingen werden (ondervragen).
A
geredden, ondervraagt
B
geredde, ondervraagt
C
geredde, ondervraagd

Slide 26 - Quiz

De vrouw (verhuizen) een week nadat het was (gebeuren).
A
Verhuiste, gebeurt
B
Verhuiste, gebeurd
C
Verhuisde, gebeurt
D
Verhuisde, gebeurd

Slide 27 - Quiz

Het (gebeuren) niet vaak dat een dokter zelf (bloeden).
A
Gebeurt, bloed
B
Gebeurt, bloedt
C
Gebeurd, bloedt
D
Gebeurd, bloed

Slide 28 - Quiz

Wat heb ik geleerd?

Slide 29 - Carte mentale

Is het lesdoel voor jou behaald en heb je goed gewerkt? 



Ja/nee/gedeeltelijk, want ...
Lesdoel:

Na de les:


  • kan ik de verschillende werkwoordsvormen goed spellen.

Slide 30 - Diapositive

Welke vragen heb je nog?

Slide 31 - Question ouverte