Diabetes (VVT Verdieping)

Diabetes 
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Diabetes 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

timer
1:00
Diabetes - wat weet je nog?

Slide 2 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel soorten diabetes zijn er?
A
2 soorten
B
4 soorten
C
9 soorten
D
11 soorten

Slide 3 - Quiz

  1. Diabetes type 1/ jeugdsuiker
  2. Diabetes type 2/ ouderdomssuiker
  3. Zwangerschapssuiker: Dit ontstaat tijdens en verdwijnt na de zwangerschap, maar er is wel een extra risico om daarna weer diabetes te krijgen
  4. Neonatale diabetes: Deze diabetes wordt vaak verward met type 1. Het ontstaat direct na de geboorte, door een slecht werkend kanaaltje van de alvleesklier. Het probleem kan behandeld worden met tabletten, dus niet zoals bij type 1 leven lang insuline spuiten.
  5. Prediabetes: Dit is een voorfase van type 2. Het lichaam reageert al iets minder op insuline, waardoor er hogere bloedwaardes zijn, maar nog niet hoog genoeg voor diabetes. Ook zijn de symptomen van diabetes nog niet aanwezig, maar het hart, bloedvaten en ogen kunnen al wat schade oplopen.
  6. MODY: MODY is een variant van diabetes die aangeboren is. Er is iets misgegaan met de aanleg van de alvleesklier in de baarmoeder. Hierdoor maak je minder insuline en krijg je diabetes type 2. Deze varianten verschillen omdat omstandigheden kunnen leiden tot diabetes type 2 maar een aangeboren afwijking leidt tot MODY.
  7. LADA/type 1,5: lijkt op type 1, maar ontstaat op een latere leeftijd. Het is een auto-immuunziekte die diabetes veroorzaakt bij volwassenen. Het ontwikkelt zich langzaam, waardoor het snel verward wordt met type 2. Naar schatting heeft 15% van de mensen die type 2 hebben, eigenlijk de LADA variant.
  8. MIDD = Maternally Inherited Diabetes and Deafness: zeldzame variant die door de moeder wordt overgedragen. Er is ook last van gehoorverlies, wat begint met het verdwijnen van hoge tonen, en kan eindigen in doofheid.
  9. Diabetes insipidus: Bij deze diabetes ontstaat het probleem niet met de alvleesklier, maar met de nieren. De nieren scheiden te veel vocht uit, waardoor er te weinig vocht in het lichaam is. Oorzaken kunnen zijn: hersenen geven te weinig van een bepaald hormoon, als de nieren niet goed werken, medicatie of dorst is niet goed geregeld in de hersenen.
  10. Diabetes type 3 of Alzheimer: recent is ontdekt dat de hersenen last kunnen krijgen van insulineweerstand. Ook kunnen eiwitklonten in de hersenen ontstaan als er te veel insuline aanwezig is. Deze beide oorzaken leiden uiteindelijk tot Alzheimer.
  11. CFRD = Cystic Fibrosis Related Diabetes: Het taaie slijm bij mensen met taaislijmziekte leidt tot vorming van littekens in de alvleesklier, waardoor er niet genoeg insuline wordt aangemaakt.
Verschil tussen type 1 /type 2 diabetes

Type 1: absoluut tekort insuline door beschadiging alvleesklier

type 2: enerzijds tekort aan insuline door verminderde aanmaak. Anderzijds verminderde gevoeligheid van cellen voor insuline. 

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij diabetes type 2 wordt er ...
A
... geen insuline aangemaakt.
B
...te weinig insuline aangemaakt en/of reageert het lichaam er niet meer goed op.
C
... wel insuline aangemaakt, maar wordt weer afgebroken.

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel nederlanders hebben er diabetes?
A
1 op de 4
B
1 op de 14
C
1 op de 24
D
1 op de 34

Slide 6 - Quiz

En daarvan hebben 9 van de 10 mensen diabetes type 2.
Vragen over de anatomie van diabetes
Vragen over de anatomie

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Insuline is de sleutel die ervoor zorgt dat de cel opengaat en glucose opgenomen kan worden.

Waar wordt insuline gemaakt?
A
In de maag
B
In de lever
C
In de alvleesklier
D
In de galblaas

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De insuline zorgt dat de glucose opgenomen wordt in de cellen. Als er te weinig insuline aanwezig is, blijft de glucose dus in het bloed.
De bloedglucose is dan?
A
Verhoogt
B
Verlaagd

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit gebeurt er bij een gezond lichaam als je eet:
  1. In de maag wordt glucose omgezet in simpele suikers. Deze worden in de maag en darmen opgenomen in het bloed.
  2. Op het moment als je voeding ziet en eet, worden er cellen in de alvleesklier gestimuleerd om insuline aan te maken. Je lichaam weet precies hoeveel omdat ze zelf ook de bloedsuiker in de gaten houden.
  3. De lever haalt een groot deel van de glucose uit het bloed en zet dit om in glycogeen, hiervoor is insuline nodig. Als je lang niets eet kan je lichaam glycogeen weer omzetten in glucose.
  4. Een deel van de glucose stroomt verder door je lichaam, zodat alle cellen voorzien worden van energie. Ze hebben allemaal glucose nodig om te kunnen werken.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit gebeurt er bij diabetes type 2, na het eten:
  1. In de maag is niets veranderd, en reageert net zoals bij een gezond persoon.
  2. De gevoeligheid van de lever en spieren voor insuline is verminderd. De lever reageert niet goed meer op insuline, waardoor er onvoldoende glucose wordt omgezet in glycogeen en de bloedsuiker stijgt.
  3. Het duurt lang voordat extra insuline wordt aangemaakt in de alvleesklier, bij het zien en eten van voeding. Hierdoor is er een tekort aan insuline op het moment dat je het nodig hebt.
  4. Door het gebrek aan insuline en de verminderde werking van insuline is de bloedsuikerspiegel te hoog. Het beetje insuline en de hoge bloedsuiker zorgen ervoor dat er toch wat glucose in de lichaamscellen komt.
  5. Het overschot aan glucose zorgt ervoor dat er heel veel glucose in lichaamscellen komt die geen insuline nodig hebben om glucose binnen te laten (zoals de nieren, hersenen, het netvlies en het zenuwstelsel). Deze cellen raken hierdoor beschadigd.

  1. In de maag is niets veranderd, en reageert net zoals bij een gezond persoon.
  2. De gevoeligheid van de lever en spieren voor insuline is verminderd. De lever reageert niet goed meer op insuline, waardoor er onvoldoende glucose wordt omgezet in glycogeen en de bloedsuiker stijgt.
  3. Het duurt lang voordat extra insuline wordt aangemaakt in de alvleesklier, bij het zien en eten van voeding. Hierdoor is er een tekort aan insuline op het moment dat je het nodig hebt.
  4. Door het gebrek aan insuline en de verminderde werking van insuline is de bloedsuikerspiegel te hoog. Het beetje insuline en de hoge bloedsuiker zorgen ervoor dat er toch wat glucose in de lichaamscellen komt.
  5.  Het overschot aan glucose zorgt ervoor dat er heel veel glucose in lichaamscellen komt die geen insuline nodig hebben om glucose binnen te laten (zoals de nieren, hersenen, het netvlies en het zenuwstelsel). Deze cellen raken hierdoor beschadigd.
Dit gebeurt er bij iemand met diabetes type 2 na het eten:

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn onder andere symptomen van diabetes type 2?
A
Moeheid, veel dorst, veel plassen, slecht zien
B
Veel honger, zere buik, hartkloppingen
C
Misselijk en duizeligheid, verminderde eetlust

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een normale bloedsuikerwaarde is tussen de:
A
2 en 6 mmol/l
B
3 en 7 mmol/l
C
4 en 8 mmol/l
D
5 en 10 mmol/l

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een te lage bloedsuikerwaarde spreken we van een hypo, dus onder de 4 mmol/l.

Waaraan kun je dit herkennen?
A
Moeilijk ademen, uitdroging en overgeven
B
Dorst, veel plassen en onrustig.
C
Sufheid, honger, slecht zien, hoofdpijn en bleek

Slide 14 - Quiz

Bij een ernstige hypo zie je:
  • - sufheid
  • - bewustzijnsverlies
  • - uiteindelijk coma
Oorzaken voor een hypo zijn:
  • Niet genoeg of laat eten
  • Meer lichamelijke inspanning dan normaal.
  • Infecties (zoals longontsteking, huidontsteking, blaasontsteking, verkoudheid) en ziekten met koorts, braken of diarree.
  • Te veel tabletten of te veel insuline (een ernstig verlaagde bloedsuiker wordt bijna altijd door insuline veroorzaakt en zelden door tabletten).
  • Niet op de juiste tijd innemen van de medicijnen.
  • Te veel alcohol.
  • Een warme omgeving.
  • Niet op de juiste manier insuline spuiten.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een te hoge bloedsuikerwaarde spreken we van een hyper, dus boven de 9 mmol/l.

Waaraan kun je dit herkennen?
A
Trillen, duizelig en zweten
B
Moeheid, dorst en vaak plassen
C
Onrustig, slecht zien, concentratieverlies

Slide 16 - Quiz

Symptomen van een ernstig verhoogde bloedsuiker zijn:
• steeds zwakker worden
• sufheid (of zelfs coma)
• moeilijk ademen (snel en/of diep)
• uitdroging
• overgeven

Oorzaken van een hyper zijn: 
  • Meer koolhydraten eten of drinken dan normaal.
  • Tabletten vergeten in te nemen.
  • Minder bewegen dan normaal.
  • Stress (zoals bij een examen, ongeval of operatie).
  • Ziek zijn met koorts, overgeven of diarree.
  • Medicijnen (bij andere klachten) gebruiken die de bloedsuiker verhogen.
  • Vasten (zoals tijdens de ramadan).

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Metformine
Alle soorten insuline
Glucagon / glucagen
Werking: Dit medicijn zorgt ervoor dat de lever minder bloedsuiker aanmaakt en dat de lichaamscellen gevoeliger worden voor insuline. Het heeft ook een goede invloed op de bloedvaten.
Bijwerkingen: Misselijkheid, braken, diarree, buikpijn en verlies van eetlust.
Lang gebruik kan vitamine B-12 tekort veroorzaken.
Werking: Door extra insuline wordt de glucose opgenomen en daalt de bloedsuiker.
Bijwerkingen: Hypo, allergische reactie of overgevoeligheid op injectieplaats
Werking: Verhoogt de bloedglucose (wordt gebruikt als noodmiddel bij een hypo)
Bijwerkingen: Misselijkheid en braken

Slide 18 - Question de remorquage

Dit is de meest voorkomende medicatie bij diabetes:

Naast bloedsuikerverlagende medicijnen slikken veel mensen met diabetes ook middelen voor hun bloeddruk en cholesterol, zoals atorvastatine en simvastatine.
Voor iemand met diabetes type 2 is het belangrijk om aan bepaalde voedingsadviezen te houden.

Welke is niet goed?
A
3 maaltijden aanhouden en tussendoortjes beperken
B
Zout, suiker en alcohol beperken
C
Volkoren producten en onverzadigde vetten
D
Genoeg fruit en koolhydraatrijke voeding

Slide 19 - Quiz

Samengevat:
• Eet 3 maaltijden per dag, en alleen zo nodig een tussendoortje. Eet gevarieerd.
• Kies volkoren producten en onverzadigde vetten
• Beperk het gebruik van suiker, zout en alcohol.

Korte termijn gevolgen
Lange termijn gevolgen
Gewichtsverlies
Chronische vermoeidheid
Overmatige urineproductie, veel dorst en veel vochtinname
Rode ogen, wazig of dubbel zien
Algehele zwakte/malaise, hierdoor terugkerende infecties en wondjes
Orgaanschade
Vernauwing van aders, waardoor vergroot risico op hartinfarct, beroertes en trombose 
slechtziendheid of blindheid
Nierproblemen
Neuropathie
Pijnlijke gewrichten

Slide 20 - Question de remorquage

Korte termijn: jaar
Lange termijn: 20 jaar
• Ook kleine bloed- en haarvaatjes vernauwen. Op het netvlies kan dit leiden tot slechtziendheid en in zeer ernstige gevallen zelfs tot blindheid. Dit noemen we ook wel diabetische retinopathie = Door de beschadigingen in de bloedvaatjes ontstaan kleine bloedinkjes op het netvlies (dot-bloedinkjes) en ongewone vaatkronkeltjes (micro-aneurysma’s). Ook kan er vocht uit de bloedvaatjes lekken, wat onder het netvlies gaat zitten. Dit heet (diabetisch) macula-oedeem. Hierdoor kan het zicht verslechteren.
• Ook bij de nieren zorgt het voor serieuze complicaties: in het ergste geval is op termijn dialyse of zelfs transplantatie nodig.
• Diabetes kan het zenuwstelsel en de zenuwen aantasten (we noemen dit ook wel neuropathie). Neuropathie kan zorgen voor pijn, tintelingen, gevoelloosheid, veel zweten, impotentie, maag- en darmklachten, minder gevoel of spierkracht in de benen en problemen met het evenwichtsorgaan.
• Verstijving van bindweefsel kan zorgen voor stijve gewrichten. Men heeft vooral veel last van de handen.


Insuline/glucagon cyclus
Pancreas: eilandjes van langerhans

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Insuline
Glucagon
Zorgt voor opname bloedglucose in de cellen van het lichaam
Verlaagd de bloedsuikerspiegel
verhoogd de bloedsuikerspiegel
stimuleert omzetting glucose naar glycogeen (lever) 
Stimuleert omzetting glycogeen naar glucose (lever) 
blokkeert aanmaak van insuline
zet vet en eiwitten om in glucose

Slide 22 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een hyperglykemie
A
een lage bloedsuiker
B
een hoge bloedsuiker

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kun je een hypoglykemie behandelen?
Meerdere antwoorden mogelijk
A
Client laten eten
B
glucagon geven per injectie
C
Insuline per injectie geven
D
infuus aanleggen met glucose oplossing

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Behandeling van diabetes (in het kort) 
  • Leefstijl/dieet
  • Middelen die de insuline gevoeligheid vergroten: zoals metformine, tolbutamine
  • Insuline: langwerkend vs kortwerkend

Acute behandeling bij: 
Bij hypo's: eten, Glucose infuus/glucagon 
Bij Hyperglycemie: water drinken, extra insuline
 

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

timer
1:00
Complicaties diabetes

Slide 26 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beschadiging zenuwen en bloedvaten: 

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Diabetische retinopathie
Bijna alle diabetes patienten
-  na 20 jaar: 85 % DMI
                        95 % DMII

Verschijnselen: 
- niet scherp zien
- soms dubbelzien
- wazig/troebel zien
- pijn aan de ogen
- oogontstekingen

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

- bloedvaten en zenuwen raken beschadigd
- te herkennen aan: 
  • koude voeten
  • tintelende voeten, pijnscheuten
  • minder gevoel in voeten
  • moeilijk genezende wondjes
  • verkleurende tenen/voeten
  • rode, gezwollen (Charcot voet) 
Diabetische voet

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Neuropathie

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag
VVT 1:
Lezen Thema 6
Maken Thema 6 praktijksituatie Dionne krijgt vandaag te maken met diverse diabetes vraagstukken. En test je kennis.

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions