Sprookjes les 4:De magische wereld van sprookjes

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Ik zit klaar voor de les:

• Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop).
  
• Mijn telefoon zit in de telefoontas
• Mijn oortjes zitten in mijn tas.
  
• Mijn jas hangt aan de kapstok.
  
• Ik heb geen pet of capuchon op.
  
• Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.
  

Sprookjes les 4:De magische wereld van sprookjes

Deze les:

• Terugblik
• Huiswerk bespreken
• Instructie
• Opdrachten maken
• Evalueren hoe de les ging

Terugblik:

Wat weet je nog van de vorige les over lidwoorden en zelfstandige naamwoorden

Wat zijn lidwoorden?

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?

Welke lidwoorden staan in deze zin:
Tygo heeft een plakje kaas en de ham op het broodje gedaan.

Welke zelfstandig naamwoorden (zn) staan in deze zin:
Tygo heeft heerlijke kaas en ham op de ronde broodjes gedaan.

Huiswerk nakijken

Zijn er nog vragen over het huiswerk? 

We kijken het blad na 

Lesdoel:

Ik weet/kan:

• dat sprookjes in de directe rede worden verteld en wat de directe reden is
• de kenmerken van sprookjes
• hoe sprookjes zijn ontstaan
• dat sprookjes een moraal hebben en wat dat betekent

Directe rede

Iemand zegt iets zelf (een letterlijke weergave van wat iemand zegt)

Kenmerken:

- Er wordt een dubbelepunt gebruikt, daarna staat wat hij/ zij zegt

- Er staan aanhalingstekens in de zin

Voorbeelden:

Emiel zei kwaad: “Had ik jou maar nooit geloofd!”

De jongen riep nog: “Wacht op mij!”, maar de bus reed weg. 

Indirecte rede

Iemand vertelt niet zelf wat hij doet/ zegt. Er wordt over iemand gesproken. 

Kenmerken:

- Er staan GEEN aanhalingstekens en dubbele punten.

- De woorden dat of of staan in de zin 

Voorbeelden:

Milou zei kwaad dat ze maar eens opstapte. 

Haar moeder vroeg of ze vanavond mee wilde naar oma.

Wat zijn de kenmerken van sprookjes (meerdere antwoorden)?

1. Beginnen met: Er was eens...
2. Magie en een wonderlijke wereld
3. Hoofdpersoon beleeft een avontuur
4. Het loopt bijna altijd goed af (Ze leefden nog lang en gelukkig)

Vaak is de hoofdpersoon een jong iemand of een kind dat eropuit gaat om een probleem op te lossen

1. waar
2. niet waar

De kracht van sprookjes is: Zelfs al ben je klein, als je slim en dapper bent, kun je het slechte overwinnen en een goed leven krijgen voor jezelf.

1. waar
2. niet waar

Hoe zijn sprookjes ontstaan? (meerdere antwoorden)

1. Het zijn hele oude volksverhalen
2. Verhalen die al heel vroeger opgeschreven werden in boeken
3. Verhalen die werden doorverteld bij het (haard-)vuur
4. Ze komen uit geschiedenisboeken

Welke broers hebben het eerste sprookjesboek geschreven?

In sprookjes leren we dat het goede overwint en dat het slecht afloopt met het kwaad.

1. Waar
2. Niet waar

De hoofdpersoon strijdt vaak tegen enge monsters zoals weerwolven en heksen. In de Middeleeuwen geloofden ze in het bestaan van deze monsters. Hoe komt dat?

Sprookjes hebben vaak een les in zich, een moraal. Het moraal van het verhaal geeft aan hoe verwacht wordt dat men zich hoort te gedragen.

1. Waar
2. Niet waar

Sprookjes waren vroeger veel gruwelijker, omdat...?

1. Kinderen vroeger veel minder bang waren
2. Ze bedoeld waren voor volwassenen
3. Mensen vroeger veel gemener waren
4. Ze wilden waarschuwen voor slecht gedrag

Voorbeelden van moderne sprookjes zijn:

1. GVR
2. Sneeuwwitje
3. Dagboek van een muts
4. Raveleijn

Evaluatie:

1. Wat was het lesdoel?
2. Hoe ging het vandaag?
3. Wat heb je vandaag geleerd?

Huiswerk:

Maak opdrachten directe en indirecte rede

START!

Maak 

de woordzoeker