5.6 Spieren en Beweging

Hoofdstuk 5.6 Spieren
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 5.6 Spieren

Slide 1 - Diapositive

Huiswerk bespreken
52-61 (54, 55, 59-61)
Evt. nog stukje uitleg 5.5 over impulsoverdracht.

Slide 2 - Diapositive

De start van een impuls (overdracht)
  • Impulsen worden tussen zenuwcellen overgegeven door neurotransmitters
  • Neurotransmitters binden aan receptoren
  • Deze receptoren zijn ionkanalen die open gaan zodra een neurotransmitter eraan bindt
  • Het opengaan van deze receptor ionkanalen zorgt ervoor dat er een verandering optreedt in elektrische lading
  • Verandert de elektrische lading naar boven de -50 mV dan is de drempelwaarde bereikt en gaan de normale ion-kanalen ook open
  • Als de neurotransmitter los laat gaan receptor ionkanalen weer dicht en stopt de impuls
  • Lezen blz. 48 samen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive


A
Op plaats P
B
Op plaats Q
C
Op plaats R
D
Op plaats S

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive


A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 7 - Quiz

Leerdoelen
5.6.1 Je kunt de bouw en functie van glad spierweefsel en dwarsgestreept spierweefsel beschrijven.
5.6.2 Je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven.
5.6.3 Je kunt de effecten van training, revalidatie en dopinggebruik uitleggen.

Slide 8 - Diapositive

Lezen!
Lezen blz. 51- 53
timer
6:00

Slide 9 - Diapositive

Spierweefsels
  • Glad spierweefsel:
  1. Langwerpige spiercellen
  2. 1 celkern per cel
  3. Niet snel vermoeid
  • komt voor in:
  1. Huid 
  2. Darmkanaal
  3. Longen
  4. Bloedvaten
  5. Iris
  6. Aangestuurd door autonome zenuwstelsel

Slide 10 - Diapositive

Heb je bewuste controle over het samentrekken van glad spierweefsel? Leg je antwoord uit.

Slide 11 - Question ouverte

Spierweefsels
Dwarsgestreept spierweefsel:
  1. Bestaat uit spiervezels
  2. Ontstaat door versmelting van veel spiercellen (meerdere celkernen per spiervezel)
  3. Aangestuurd door animale zenuwstelsel
  4. Snelle samentrekking maar snel vermoeid
  • Komt voor in:
  1.  Skelet (zitten vast aan botten)

Slide 12 - Diapositive

Skeletspieren
Van groot naar klein:
Spier -> spierbundels -> spiervezels -> spierfibrillen -> spiercellen (zie binas 90C)

Motorische eenheid:
Bewegingszenuwcellen die aan gesloten zitten op de skeletspieren via motorische eindplaatjes

Skeletspieren zitten vast aan het skelet met een pees

Slide 13 - Diapositive

Spierfibrillen
Spierfibrillen zijn opgebouwd uit 2 eiwitten:
  1. Myosine (donkere band)
  2. Actine (lichte band)

Deze eiwitten vormen filamenten (grote eiwitdraden)

Tussen spierfibrillen bevinden zich:
  • Glycogeenkorrels (opgeslagen glycogeen)
  • Mitochondriën (nodig voor verbranding)



Slide 14 - Diapositive

Samentrekken van spieren (binas 90C)
Hoe trekt een spier samen:
  1. Een bewegingszenuwcel geeft impuls door via een motorische eindplaatje
  2. De spierfibrillen gekoppeld aan het motorisch eindplaatje trekken samen
  3. De myosine- en actinefilamenten schuiven in elkaar (hierdoor wordt de spier korter)

Slide 15 - Diapositive

Hoe komt een spier aan de energie voor het samentrekken?

Slide 16 - Question ouverte

Maken 64-66 + context fysiotherapeut (blz. 60)

Slide 17 - Diapositive

Antagonisten
  • Spieren kunnen alleen samentrekken maar niet uit zichzelf ontspannen.
  • Om een spier te ontspannen moet een andere spier samentrekken die de tegenovergestelde beweging veroorzaakt
  • Spieren die een tegenovergestelde beweging veroorzaken noemen we antagonisten
  • Voorbeeld van antagonisten zijn de biceps en triceps. Biceps buigt je arm, triceps strekken de arm

Slide 18 - Diapositive

Training:
Krachttraining: kweken meer spiercellen, resultaat: meer  filamenten in de spierfibrillen = meer kracht

Duurtraining: betere doorbloeding van de spieren = meer zuurstof aanvoer en afvoer afvalstoffen = minder snelle verzuring

Warming up: Stimulatie bloedsomloop voor betere doorbloeding tijdens de training. Snelle aanvoer zuurstof, snellere afvoer afvalstoffen. Betere impulsgeleiding voor betere coördinatie. 

Cooling down: rustige afname hartslag, rekken en strekken en douchen voor betere afvoer afvalstoffen. Minder afvalstoffen = minder spierpijn


Slide 19 - Diapositive

Waarom is goede doorbloeding van de spieren erg belangrijk voor het functioneren van de spieren. Geef 2 redenen.

Slide 20 - Question ouverte

Anabole steroïden
Nabootsen effect van testosteron

Effecten op spiergroei:
Meer spierweefsel
betere doorbloeding

Slide 21 - Diapositive

Anabole steroïden 
Bijwerkingen mannen:
Vrouwelijke kenmerken (borstvorming)
Lagere libido
Impotentie
krimpen teelballen

Bijwerkingen vrouwen:
Lagere stem
Verstoord menstruatiecyclus
Puistjes door vette huid
Striae


Slide 22 - Diapositive

Aan de slag met de leerdoelen
Je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven 
  • Maak opdracht 43 - 47 
Je kunt de effecten van training en dopinggebruik uitleggen 
Je kunt de uitvoering van een onderzoek en de conclusies evalueren
  • Lees blz. 47 - 48
  • Maak opdracht 48 - 50 

Slide 23 - Diapositive