Week 37 L2

Mevrouw van der Linden
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Mevrouw van der Linden

Slide 1 - Diapositive

¿Qué vamos a hacer hoy?
  • Corregir
  • Hablar
  • Repaso
  • Trabajar

Doel: Aan het eind van deze les 
  • heb ik vragen kunnen stellen in het Spaans
  • heb ik de regelmatige werkwoorden herhaald
  • heb ik een dialoog begrepen en opdrachten gemaakt

Slide 2 - Diapositive

Regels en afspraken:

  • Als docent/ iemand aan het woord is, is de rest Stil/ Silencio!!
  • Beleefd zijn en respect voor elkaar hebben
  • Spullen in orde (boek, schrift, huiswerk etc.,)
  • Geen laptops op tafel zonder toestemming 
  • WC/ kluisjes voor de les gaan

3X waarschuwing: uit de les en gaan melden


Maar belangrijker!!! 

Slide 3 - Diapositive

¿Preguntas?

Slide 4 - Diapositive

QUIZLET 
Oefen de voca via quizlet

Ga naar magister onder huiswerk van vandaag!
timer
8:00

Slide 5 - Diapositive

Repaso: De vraagwoorden. Sleep ze naar elkaar toe!
Hoe?
Wat?
Wie?
Wanneer?
Waar?
Hoeveel?
Waarom?
¿Cómo?
¿Qué?
¿Quién(es)?
¿Cuándo?
¿Dónde?
¿Cuánto?
¿Por qué?

Slide 6 - Question de remorquage

Juego comunicativo: Busca a alguien que… ¿de qué se trata?
¿Qué? Habla con tus compañeros y busca a alguien que haya tenido una experciencia similar.

¿Cómo? Entrevista en dos a dos y escribe en la hoja de actividades los nombres.

Antes: ¿Hay una palabra que no conozcas? 

Vamos a hablar. Ojo! Haz preguntas en español 

Ganador: El que tenga todos o más experiencias con nombres







timer
10:00

Slide 7 - Diapositive

¿Cuántos grupos de verbos hay en español?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Repaso: los verbos regulares

Slide 9 - Diapositive

Stappenplan
werkwoorden vervoegen

1. Haal -ar, -er of -ir van het werkwoord af, nu heb je de stam.
2. Wat is het onderwerp van de zin (yo, tú, él ...).
3. Bekijk wat de juiste uitgang is die bij dit onderwerp hoort. (kijk goed bij AR, ER of IR)
4. Plak de uitgang aan de stam.

Voorbeeld: Ella ______ (vivir) en una casa muy grande. 
1. Het is een ir werkwoord, de stam is viv
2. Het onderwerp in de zin is: Ella (zij)
3. Als je kijkt in het schema bij de ir werkwoorden staat er bij ella > e
4. viv + e = vive                        Het juiste antwoord is: Ella vive en una casa muy grande.

Slide 10 - Diapositive

¿Cuáles verbos son todos REGULARES?
A
hablar, comer, ir
B
trabajar, hacer, vivir
C
estar, ser, escribir
D
visitar, beber, compartir

Slide 11 - Quiz

HABLAR
COMER
VIVIR
habl

habl

habl

habl

habl

habl
com

com

com

com

com

com
viv

viv

viv

viv

viv

viv
- o
- o
- o
- as
- amos
- a
- áis
- an
- es
- es
- e
- emos
- en
- éis
- e
- imos
- ís
- en

Slide 12 - Question de remorquage

presente-verbos regulares
caminar, tú

Slide 13 - Question ouverte

Nu Jij! Ahora tú
Escribe dos frases con los verbos regulares

Slide 14 - Diapositive

Korte pauze
Una pauza
timer
5:00

Slide 15 - Diapositive

PA 3 Cap 1
Libro de texto Pág 7






Slide 16 - Diapositive

A trabajar!
1. Ve a: clave A
Escucha el dialogo en el libro de texto pág 7
Haz los ejercicios 3 y 4 pág 8+9 del libro de ejercicio

Klaar: Clave E: frases clave pág 10 (libro de texto) doornemen
Anders ga door met Quizlet
timer
15:00

Slide 17 - Diapositive

TeEjercicio 3a
1 in het VVV-kantoor
2 activiteiten in Barcelona

Ejercicio 3b
1 Sagrada Familia, Camp Nou, musea
2 iets sportiefs
3 prijs, tijd, locatie

Ejercicio 3c
1 Ze spreekt te snel.
2 Nederland
3 Ze hebben in Barcelona ook fietspaden.
4 de lange route van 2 uur
5 om 3 uur vanaf het strand
6 Dat ze een beetje Nederlands spreekt.

kst

Slide 18 - Diapositive

Ejercicio 4a
1 f
2 c
3 b 4 a
5 e
6 d
Ejercicio 4b
1 el guía
2 la ruta
3 relajada 4 deportivas
5 Eso depende
6 ¡que te lo pases bien!


Ejercicio 4c
1 Buenas tardes, ¿puedo ayudarte?
2 Me gustaría saber qué puedo hacer en Barcelona
3 ¿Te parece bien dar una vuelta en bici por la ciudad?
4 ¡Me parece genial!
5 ¿Qué ruta quieres hacer?
6 Quiero hacer la ruta larga de 2 horas.
7 Son 15 euros.
8 Aquí tiene los 15 euros.
9 ¡Que te lo pases bien!
10 ¡Gracias!

Slide 19 - Diapositive

Wat vond je zo van deze eerste les Spaans?
A
B
C
D

Slide 20 - Quiz

¡Adiós!
  • Boeken meenemen

Slide 21 - Diapositive