B7: Vertering van mond naar maag

Module 6
Deze les bestaat uit twee delen:
Deel 1: Basisstof 7 (incl. filmpjes over het verteringsstelsel)
Deel 2: Basisstof 8 (incl. filmpje over het verteringsstelsel van een koe)


Helemaal aan het einde zijn er nog oefenvragen.
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
ScienceMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Module 6
Deze les bestaat uit twee delen:
Deel 1: Basisstof 7 (incl. filmpjes over het verteringsstelsel)
Deel 2: Basisstof 8 (incl. filmpje over het verteringsstelsel van een koe)


Helemaal aan het einde zijn er nog oefenvragen.

Slide 1 - Diapositive

B7: Vertering van mond naar maag
DEEL 1

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen B7
Je kunt nu:
  • De organen van het verteringsstelsel benoemen en aangeven wat hun functie is. 
  • Uitleggen hoe de oppervlaktevergroting van voedsel door kauwen werkt en wat daarvan de functie is. 
  • De onderdelen van een kies benoemen en aangeven wat hun functie is. Van een gebit de tandformule noteren. 
  • Aan de hand van een gebit beschrijven welk voedsel een dier eet. 
  • Uitleggen hoe slikken en peristaltiek werken.

Slide 3 - Diapositive

Huiswerk
Leren: B1 + B3
Lezen: B7
Maken opdracht: 77, 78, 81, 83, 85, 
                              87, 89, 90, 91 

Slide 4 - Diapositive

Oppervlaktevergroting
Oppervlakte: 24 cm2
Oppervlakte: 
48 cm2

Slide 5 - Diapositive

Verschillende soorten kiezen

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Slide 8 - Vidéo

Voor wie een sterke maag heeft kan onderstaande video bekijken

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Check de Leerdoelen B7
Kun je nu?:
  • De organen van het verteringsstelsel benoemen en aangeven wat hun functie is. 
  • Uitleggen hoe de oppervlaktevergroting van voedsel door kauwen werkt en wat daarvan de functie is. 
  • De onderdelen van een kies benoemen en aangeven wat hun functie is. Van een gebit de tandformule noteren. 
  • Aan de hand van een gebit beschrijven welk voedsel een dier eet. 
  • Uitleggen hoe slikken en peristaltiek werken.

Slide 11 - Diapositive

B8: Vertering van maag naar anus
DEEL 2

Slide 12 - Diapositive

Leerdoelen B8:
Je kunt nu: 
Uitleggen wat emulgeren is en welke invloed dit heeft op de vertering. 
Verschillende aandoeningen aan het verteringsstelsel beschrijven en uitleggen waar ze door worden veroorzaakt. Het verteringsstelsel van een koe beschrijven en uitleggen hoe het werkt.

Slide 13 - Diapositive

Huiswerk
Leren: B1 + B3 + B7
Lezen: B8
Maken opdracht: 92, 94, 95, 97, 98, 
                              100, 103

Slide 14 - Diapositive

Gal
Wordt gemaakt in de lever
Wordt bewaard in de galblaas

Maakt vetdruppeltjes klein=
emulgeren

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Check de Leerdoelen B8:
Kun je nu?: 
Uitleggen wat emulgeren is en welke invloed dit heeft op de vertering. 
Verschillende aandoeningen aan het verteringsstelsel beschrijven en uitleggen waar ze door worden veroorzaakt. Het verteringsstelsel van een koe beschrijven en uitleggen hoe het werkt.

Slide 19 - Diapositive

Welk orgaan hoort bij
de letter "C" in figuur
hiernaast:
A
Mondholte
B
Tong
C
Speekselklieren
D
Slokdarm

Slide 20 - Quiz

Welk orgaan hoort bij
letter "H" in de figuur
hiernaast:
A
Lever
B
Maag
C
Galblaas
D
Alvleesklier

Slide 21 - Quiz

Welk orgaan hoort bij
letter "J" in de figuur
hiernaast:
A
Twaalfvingerige darm
B
Dunne darm
C
Dikke darm
D
Endeldarm

Slide 22 - Quiz

Verteringssappen afgegeven door verteringsklieren en zorgen voor afbraak van het voedsel
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quiz

Waar worden géén verteringssappen aan de voedselbrij toegevoegd?

A
Maag
B
Twaalfvingerige darm
C
Dunne darm
D
Dikke darm

Slide 24 - Quiz

Wat is de taak van verteringssappen bij vertering?

A
Ze gebruiken de energie in voedingsstoffen
B
Ze bouwen nieuwe cellen met de voedingsstoffen
C
Ze knippen voedingsstoffen in kleine stukken
D
Ze brengen de voedingsstoffen uit je voedsel naar de organen

Slide 25 - Quiz

Juiste voorbeelden van oppervlaktevergroting in het spijsverteringsstelsel zijn...
A
Kauwen en heel veel longblaasjes
B
Darmvlokken en kauwen
C
Groeien en dik worden (reservestoffen)
D
6 meter dunne darm

Slide 26 - Quiz

Hoeveel soorten tanden en kiezen zitten er in het gebit?
A
4
B
5
C
2
D
6

Slide 27 - Quiz

cariës is....
A
een gaatje in het tandglazuur
B
het ontbreken van verstandskiezen
C
een scheefstaand gebit
D
tandsteen

Slide 28 - Quiz

tanderosie ontstaat
vooral door:
A
te veel poetsen
B
te weinig poetsen
C
veel frisdrank te drinken
D
te veel zout eten

Slide 29 - Quiz

Fluoride in je tandpasta
A
doodt de bacteriën
B
doet je gebit glimmen
C
vult gaatjes
D
herstelt het tandglazuur

Slide 30 - Quiz

Hoe noem je mengsels met kwik en andere soorten metaal
A
amalgaam
B
maalgaan
C
amandelgaam
D
amalgaan

Slide 31 - Quiz

Carnivoren hebben
A
knipkiezen
B
plooikiezen
C
knobbelkiezen

Slide 32 - Quiz

In welke stand staat de huig bij ademhalen?
En het strotklepje?
A
huig 1, strotklepje 1
B
huig 1, strotklepje 2
C
huig 2, strotklepje 1
D
huig 2, strotklepje 2

Slide 33 - Quiz

Wat gebeurt er wanneer je je verslikt?
A
De huig en de strottenklep staan dicht
B
De huig staat open en de strottenklep staat dicht
C
De huig staat dicht en de strottenklep open
D
De huig en de strottenklep staan open

Slide 34 - Quiz

Hoe noemen we het afwisselend samentrekken van de kringspieren en lengtespieren van het darmkanaal?
A
Vertering
B
Voortstuwing voedsel
C
Darmperistaltiek
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 35 - Quiz

Wat is de rol van voedingsvezels bij vertering?
A
ze zorgen voor oppervlakte vergroting
B
ze zorgen voor een goede darmperistaltiek
C
ze helpen bij vertering van vet

Slide 36 - Quiz

Verteringsklieren maken verteringssappen.
Die zetten voedingsstoffen om in verteringsproducten
Welke zijn de verteringsklieren?

(1 of meer antwoorden goed)
A
speekselkleren en maagsapklieren
B
de alvleesklier en de darmsapklieren
C
de lever
D
de galblaas

Slide 37 - Quiz


A
Alleen door maagsap
B
Alleen door speeksel
C
Zowel door maagsap als door speeksel

Slide 38 - Quiz

Hoe heet de kringspier aan het einde van de maag?
A
Maagspier
B
Maagwand
C
Slokdarm
D
Maagportier

Slide 39 - Quiz

Wat is de functie van de galblaas?
A
gal maken
B
gal opslaan
C
gal maken en opslaan

Slide 40 - Quiz

Waar wordt gal gemaakt?
A
Galblaas
B
Gal
C
twaalfvingerige darm
D
Lever

Slide 41 - Quiz

Welk verteringssap heeft deze functie?
A
speeksel
B
gal
C
alvleessap
D
maagsap

Slide 42 - Quiz

Wat is de juiste volgorde
A
maag-twaalfvingerige darm- dikke darm-dunne darm
B
Maag-dunne darm- twaalfvingerige darm-dikke darm
C
Maag- twaalfvingerige darm-dunne darm-dikke darm
D
Twaalfvingerige darm- maag-dunne darm-dikke darm

Slide 43 - Quiz

Hoe heten de uitstulpingen op de darmplooien?
A
Kleinere darmplooien
B
Darmnaden
C
Darmvlokken
D
Darmkanaal

Slide 44 - Quiz

Mira zegt: "Een darmvlok bevat meerdere darmplooien."
Jacob zegt: "De blinde darm bevindt zich vlak bij de plaats waar de dikke darm overgaat in de endeldarm."

Wie heeft gelijk?
A
mira heeft gelijk
B
jacob heeft gelijk
C
beide hebben gelijk
D
beide hebben ongelijk

Slide 45 - Quiz

Marja zegt: De speekselklieren geven verteringssappen af die zetmeel en eiwitten verteren
Ginny zegt: Het oppervlak van de wand van een deel van het darmkanaal is vergroot door darmplooien en darmvlokken
Wie heeft gelijk?
A
Allebei
B
Marja
C
Ginny
D
geen van beiden

Slide 46 - Quiz

Wat is het langste stuk darm?
A
slokdarm
B
dunne darm
C
dikke darm
D
twaalfvingerige darm

Slide 47 - Quiz

De vetvertering vind plaats in de:
A
slokdarm, maag, dikke darm
B
maag, twaalfvingerige darm, dunne darm
C
Mond, maag, dunne darm
D
maag, twaalfvingerige darm, dikke darm

Slide 48 - Quiz

Wat kan een carnivoor niet goed verteren?
A
cellulose
B
zetmeel
C
eiwitten
D
vetten

Slide 49 - Quiz

Wat hoort niet bij planteneters?
A
Lang verteringsstelsel
B
Knipkiezen
C
Plooikiezen

Slide 50 - Quiz

Hoeveel magen heeft een koe?
A
3
B
5
C
4
D
6

Slide 51 - Quiz