Vaste tekststructuren, tekstverbanden en signaalwoorden (theorie TW1)
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Vaste tekststructuren, tekstverbanden en signaalwoorden (theorie TW1)
Slide 1 - Diapositive
Welke tekststructuur eindigt met de beste oplossing?
A
Vraag-antwoordstructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Verklaringsstructuur
Slide 2 - Quiz
Een column in de krant heeft meestal...
A
een vraag-antwoordstructuur
B
een probleem-oplossingstructuur
C
een argumentatiestructuur
D
een voor- en nadelenstructuur
Slide 3 - Quiz
Tekstverbanden
opsommend verband
tijd / chronologisch verband
oorzaak/gevolg
toelichtend verband (voorbeeld)
voorwaardelijk verband
tegenstellend verband
redengevend
Slide 4 - Diapositive
Signaalwoorden
ook, bovendien, daarnaast, zowel .. als, ten eerste, ten slotte
eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl,
maar, echter, toch, daarentegen
bijvoorbeeld, met andere woorden, zoals, dat wil zeggen
want, omdat, daarom, immers, namelijk
dus, dan ook, hieruit volgt, concluderend
Slide 5 - Diapositive
'Tegenover, maar, hoewel' zijn signaalwoorden die horen bij het tekstverband...
A
Opsommend verband
B
Chronologisch verband
C
Voorwaardelijk verband
D
Tegenstellend verband
Slide 6 - Quiz
Als je besluit om dat skateboard te kopen, kun je niet op vakantie.
A
toelichtend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband
Slide 7 - Quiz
Je kunt niet op vakantie, want je hebt je geld uitgegeven aan een skateboard.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband
Slide 8 - Quiz
Als eerste moet je naar werk gaan zoeken. Daarna kun je gaan sparen.
A
toelichtend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband
Slide 9 - Quiz
Je moet een vliegticket kopen en je hotel betalen. Bovendien heb je op reis zakgeld nodig.
A
toelichtend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband
Slide 10 - Quiz
Vraag
Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.
Welk signaalwoord? Welk tekstverband?
Slide 11 - Diapositive
Antwoord
Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.
maar = signaalwoord = tegenstellend verband
Slide 12 - Diapositive
Vraag
Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen.
Welke signaalwoorden? Welk tekstverband?
Slide 13 - Diapositive
Antwoord
Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen.
bovendien - ook nog = signaalwoorden
Opsommend tekstverband
Slide 14 - Diapositive
Vraag
De voetbalcompetitie is in jaren niet zo spannend geweest. Het is dit jaar bijvoorbeeld vaak voorgekomen dat een middenmoter of zelfs een degradatiekandidaat bij een topclub punten kon weghalen.