Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Tekstverbanden & Signaalwoorden
Slide 1 - Diapositive
timer
1:00
Welk tekstverbanden ken je?
Slide 2 - Carte mentale
Tekstverbanden
opsommend verband
tijd / chronologisch verband
verklarend verband
doel/middel verband
vergelijkend verband
voorwaarde verband
tegenstellend verband
conclusie verband
Slide 3 - Diapositive
Signaalwoorden
ook, bovendien, daarnaast, zowel .. als, ten eerste, ten slotte
eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl,
maar, echter, toch, daarentegen
bijvoorbeeld, met andere woorden, zoals, dat wil zeggen
want, omdat, daarom, immers, namelijk
dus, dan ook, hieruit volgt, concluderend
Slide 4 - Diapositive
Voorbeelden
conclusie kortom, samenvattend, al met al
verklaring: Oorzaak gevolg doordat, daardoor, waardoor, met als gevolg, zodat
Middel/doel met als doel, waarmee, daarmee
Voorwaardelijk als, indien, wanneer, mits, tenzij, behalve, op voorwaarde dat
Slide 5 - Diapositive
'Tegenover, maar, hoewel' zijn signaalwoorden die horen bij het tekstverband...
A
Opsommend verband
B
Tijdsvolgorde
C
Conclusie
D
Tegenstellend verband
Slide 6 - Quiz
timer
0:20
Signaalwoord van tegenstellend verband
Slide 7 - Carte mentale
timer
1:00
Signaalwoord van redengevend verband
Slide 8 - Carte mentale
timer
0:20
Signaalwoord van opsommend verband
Slide 9 - Carte mentale
timer
0:20
Signaalwoord van chronologisch verband
Slide 10 - Carte mentale
timer
0:20
Signaalwoord van concluderend verband
Slide 11 - Carte mentale
Als je besluit om dat skateboard te kopen, kun je niet op vakantie.
A
redengevend verband
B
Tijdsvolgorde
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband
Slide 12 - Quiz
Je kunt niet op vakantie, want je hebt je geld uitgegeven aan een skateboard.
A
redengevend verband
B
Tijdsvolgorde
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband
Slide 13 - Quiz
Als eerste moet je naar werk gaan zoeken. Daarna kun je gaan sparen.
A
redengevend verband
B
Tijdsvolgorde
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband
Slide 14 - Quiz
Je moet een vliegticket kopen en je hotel betalen. Bovendien heb je op reis zakgeld nodig.
A
redengevend verband
B
Tijdsvolgorde
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband
Slide 15 - Quiz
Vraag
Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.
Welk signaalwoord? Welk tekstverband?
Slide 16 - Diapositive
Antwoord
Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.
maar = signaalwoord = tegenstellend verband
Slide 17 - Diapositive
Vraag
Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen.
Welke signaalwoorden? Welk tekstverband?
Slide 18 - Diapositive
Antwoord
Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen.
bovendien - ook nog = signaalwoorden
Opsommend tekstverband
Slide 19 - Diapositive
Vraag
De voetbalcompetitie is in jaren niet zo spannend geweest. Het is dit jaar bijvoorbeeld vaak voorgekomen dat een middenmoter of zelfs een degradatiekandidaat bij een topclub punten kon weghalen.
Signaalwoord? Tekstverband?
Slide 20 - Diapositive
Antwoord
Het is dit jaar bijvoorbeeld .... ...weghalen.
bijvoorbeeld = signaalwoord = verklarend verband / verklaring
Slide 21 - Diapositive
Noem 1 ding dat je nog onduidelijk vindt aan tekstverbanden