Wat gaat er om in je puberbrein?

• Maatschappij & Welzijn
• Secundair onderwijs

3.1 Wat gaat er om in je puberbrein?

                   hormonen

3.2 Welke rol spelen jouw roots?
                    stamboom

3.3 Welke invloed hebben jouw vrienden?

                    Roos van Leary

mogelijke vragen?

Wat beïnvloedt
wie ik ben?

Wat roept dit beeld bij je op?

Wat roept dit beeld bij je op?

Wat roept dit beeld bij je op?

Wat roept dit beeld bij je op?

Wat roept dit beeld bij je op?

Wat roept dit beeld bij je op?

Wat roept dit beeld bij je op?

Wat roept dit beeld bij je op?

2. Lees : 

A. moeilijke woorden bespreken

B. markeer in POTLOOD in de tekst 8 voorbeelden die de veranderingen van je identiteit (persoonlijkheid) in de puberteit illustreren (uitleggen, ophelderen, toelichten).

8 voorbeelden:

• Tieners willen nieuwe werelden ontdekken.
• Ze proberen verschillende identiteiten uit.
• Ze staan heel kritisch tegenover zichzelf.
• Als puber ga je actiever op zoek naar sterke prikkels.
• Je zoekt het gevaar op - Voelt sterke negatieve emoties zoals angst.
• Je voelt minder remmingen.
• Je bent snel afgeleid, je kan de gevolgen van je gedrag op lange termijn niet goed inschatten.

Gelukshormonen

Gelukshormonen

Dopamine

Dopamine

Oxytocine

Oxytocine

Serotonine

Serotonine

Endorfine

Endorfine

pg 58, 3. Zoek op

Puberteit -> hormonen -> volwassener uitzien
Lichaam maakt verschillende gelukshormonen aan.

begrippen van pg 58 noteren in de tabel.
2 correcte oplossingen pet gelukshormoon.

Dopamine

• Genotshormoon
• verslavend (wil steeds meer) 

Oxytocine

• Knuffelhormoon
• Prod. wordt verhoogd door massage

Serotonine

• Prod. wordt verhoogd door zonlicht
• verzorgt de darmen

Endorfine

• natuurlijke pijnstiller
• verbetert stemming & concentratie

4. Reflecteer

A. Begrijp je nu waarom je gevoelig bent voor opmerkingen van anderen tijdens je puberteit? 
Verklaar met een voorbeeld

4. Reflecteer

B. Beschrijf een situatie waarin jij typisch puberaal gedrag stelde en je ouders of andere volwassenen dat niet tolereerden. 

4. Reflecteer

C. Beschrijf een situatie waarin jij puberaal gedrag stelde dat je ouders of andere volwassenen wel tolereerden. 

4. Reflecteer

D. De gelukshormonen hebben een positief effect op je welbevinden. Welk van de effecten uit opdracht 3 heb jij al eens uitgeprobeerd? Welk gevoel gaf het?