Grammatica hfd 1

Woordsoorten
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Woordsoorten

Slide 1 - Diapositive

Doel

- je kunt
werkwoorden
lidwoorden
zelfstandige naamwoorden
bijvoeglijke naamwoorden
herkennen.
woordsoorten

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Werkwoorden
We gebruiken onze werkwoorden om te vertellen wat iemand/iets doet of om iets te beschrijven.
Dus:
1)    DOEN    (wat je doet is een handeling)
                     v.b.: fietsen, lopen, drinken, waaien, schijnen, ...
2)    ZIJN    (wat je bent is een situatie beschrijven)
                      v.b.: Messi is een goede voetballer.
                                De maan is rond.

Slide 4 - Diapositive

Lidwoorden
We kennen drie lidwoorden:
  • De         (bepaald lidwoord)
  • Het       (bepaald lidwoord)
  • Een       (onbepaald lidwoord)

Kenmerk: een lidwoord kun je vaak vóór een zelfstandig
                      naamwoord zetten

Slide 5 - Diapositive

Zelfstandige naamwoorden
Zelfstandige naamwoorden zijn:
Namen van mensen, dieren, planten, dingen en begrippen.
               v.b.: Nick, Amsterdam, leeuw, cactus, tafel, liefde, ...

Kenmerken:
  • Je kunt er vaak een lidwoord vóór zetten.  (boom - De boom)
  • Je kunt ze vaak in het meervoud zetten.  (boom - bomen)
  • Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.  (boom - boompje)

Slide 6 - Diapositive

Bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden zijn: Woorden die een kenmerk of eigenschap van een zelfstandig naamwoord geven.

Kenmerken:
  • Kan vóór of achter een zn staan. (de blauwe trui / de trui is blauw)

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zeggen van welk materiaal iets is gemaakt. (de zilveren lepel / de lepel is van zilver)

Slide 7 - Diapositive

Ze viert haar verjaardag op het strand.

Het werkwoord is:
A
Ze
B
strand
C
viert
D
op

Slide 8 - Quiz

Nederlanders gaan steeds vaker op vakantie in België.

gaan is:
A
lw
B
ww
C
bn
D
zn

Slide 9 - Quiz

In het bos bouwen wij een boomhut.

Het werkwoord is:

Slide 10 - Question ouverte

De jongen fietst op straat.

Het werkwoord is:

Slide 11 - Question ouverte


Gisteren speelde ons elftal een prima wedstrijd.

Het werkwoord is:

Slide 12 - Question ouverte

Benoem de onderstreepte woorden

De leerlingen willen even chillen.

Slide 13 - Question ouverte

Benoem de onderstreepte woordsoorten.

Slide 14 - Question ouverte