2 basis Herhalingsles toetsweek 1.3 1.7 1.8

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Herhalingsles 1.3 - 1.7 - 1.8

Planning 

• Herhaling lezen 1.3
  
• Herhaling grammatica 1.7
  
• Herhaling spelling 1.8
  

Lezen 1.3

Welke 3 manieren van lezen zijn er?

Manieren van lezen:

• verkennend lezen: een tekst bekijken om een eerst indruk te krijgen. Je leest de titel en de tussenkopjes, bekijk de plaatjes en de anders gedrukte woorden en de bron;
  

• nauwkeurig lezen: een tekst helemaal lezen om hem te begrijpen;

• zoekend lezen: in een tekst zoekend lezen naar een antwoord op de vraag.
  

Aantekeningenschrift 

1.3 manieren van lezen.

Een onderwerp mag altijd een hele zin zijn.

1. waar
2. niet waar

Welke manier van lezen moet je gebruiken om het onderwerp te vinden?

1. nauwkeurig lezen
2. zoekend lezen
3. verkennend lezen

Onderwerp en deelonderwerp.

Iedere tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp.

Hoe vind je het onderwerp:

• lees de tekst verkennend
• stel jezelf de vraag: Waarover gaat de tekst?
• Het antwoord op de vraag is het onderwerp. Het onderwerp bestaat altijd uit een of een paar woorden.

Een alinea gaat over een deel van het onderwerp van de tekst. Stel de vraag. Waarover gaat de alinea. Het antwoord is het deelonderwerp van de tekst. Soms verklapt het tussenkopje het antwoord al een beetje.

Onderwerp en deelonderwerp 1.3 blz 23

ONDERWERP

Waar gaat de tekst over ?

Het onderwerp is altijd een  of een paar woorden

Lees de tekst verkennend

Het antwoord hierop is?

Stel de vraag: Waarover gaat deze alinea?

Deelonderwerp

Gaat over een deel van het onderwerp van een tekst

ALINEA

TUSSENKOPJES

Even oefenen...

Hoeveel alinea's?

Signaalwoord in alinea 4?

Hoe gaan we dit verkennend lezen? Onderwerp?

Welke signaalwoorden van een opsomming ken je?

Welk signaalwoord zie je in de volgende zin:
Jan gaat naar de supermarkt, vervolgens moet hij nog naar de apotheek.

Signaalwoorden:  Opsomming

- naar school

- afspreken met een vriend

- huiswerk maken

- avondeten

tekstverband	signaalwoorden
opsomming	ten eerste, ook, bovendien, vervolgens, ten slotte, daarnaast, verder, allereerst

Maak een goede zin met deze vakken en passende signaalwoorden erbij.

Grammatica

Aantekeningen 1.7 Persoonsvorm tijdproef 

1. Zet de zin in de andere tijd (tijdproef). 

2. Het woord dat verandert is de pv.

Ik loop naar school.

Ik liep naar school.

Elke zin heeft een persoonsvorm.

Welke 2 manieren zijn er om de pv te vinden?

Wat is de pv in de volgende zin:
Hoe laat is het?

Werkwoordelijk gezegde

Werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden.

Een voorbeeld:

1. We hebben vandaag gewandeld.

Hebben is de pv

Hebben gewandeld is het wg

Piet heeft hard gewerkt.
Benoem de pv en wg.

Wat is het wg in de volgende zin:
Het is vrouwenavond bij de bioscoop geweest.

1. is
2. vrouwenavond
3. geweest
4. is geweest

HET ONDERWERP (O)

Onderwerp:

1. WIE/WAT + GEZEGDE

2. De getalsproef

3. De tijdsproef x

Benoem pv, wg en o in de volgende zin:
Zij doet veel aan sport.

Wij

zijn

naar school

gegaan

wg

o

Wat is het o in de volgende zin?

1. Hoe laat
2. is
3. zij
4. klaar?

Het lijdend voorwerp

wie/wat + wg + onderwerp = lijdend voorwerp. 

Let op! Niet iedere zin heeft een lijdend voorwerp!

Wie of wat

+

wg

+

lijdend voorwerp

onderwerp

=

Wat is het lijdend voorwerp?

Deze klas kan het lijdend voorwerp vinden.

1. Deze klas
2. kan
3. het lijdend voorwerp
4. vinden

Hij heeft een voetbal gevonden.
Het lijdend voorwerp is...

Zinsdelen

Het onderwerp [o] en de persoonsvorm [pv] zijn zinsdelen.

Jan | heeft | vorige week | een film | gekeken.

ow | pv | vorige week | een film | gekeken.

Het werkwoordelijk gezegde [wg] en het lijdend voorwerp [lv] zijn ook een zinsdelen.

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?

Hij kreeg 100 euro van zijn oma.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Zet zinsdeelstrepen:
Hij kreeg bloemen.

Spelling

1.8 uitleg

persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: 3 vormen

1. ik-vorm:      ik geloof, ik raad, ik vind                

2. hij-vorm:   ik-vorm + t      

   (hij/zij/jij/het)

3. wij-vorm:   hele werkwoord (infinitief)

  (jullie/wij/zij)

Bij twijfel: controleer met 'loop'

hij pest,  zij gelooft, het gebeurt,  jij vindt

wij pesten,  zij vertellen, jullie geloven

LET OP!

Hij-vorm beloven

Ik-vorm geloven

bloost

blozen

bloos

Ik-vorm

Hij/zij/het/jij

-vorm

Wij-vorm

1.8 stam 

De stam is het hele werkwoord zonder -en. 

De stam van het werkwoord brengen is breng en de stam van het werkwoord koken is kok. 

Je zegt wel: ik breng, maar niet ik kok. Dus let op: bij de ik-vorm van sommige werkwoorden veranderen er letters:

Hele ww:                 Stam -en:       Ik vorm:

brengen                  breng               ik breng

koken                       kok                   ik kook

stoppen                   stopp               ik stop

 

Stam stoppen

Wat is de stam van kiezen?

1. kies
2. kiest
3. kiez
4. kiezt

koken

kookt

kok

kook

Ik-vorm

Hij/zij/het/jij-vorm

Wij-vorm

Stam

Hoe weet je wat de stam is?

1. hele ww -en
2. ik-vorm bekijken

Leestekens

Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een leesteken.

• punt (gewone zin): De deelnemers persenteren hun act.
• vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
• uitroepteken (uitroep): Doe je best!
• komma: - waar je even rust hebt (pauze) en tussen twee ww die niet bij elkaar horen. Maar ook bij een opsomming.

Vul de juiste leestekens en hoofdletters in:

in amsterdam is het lekker weer

Vul de juiste leestekens en hoofdletters in:

heeft julia veel zin in school

Vul de juiste leestekens en hoofdletters in:

pas op

Tijd over?

• NUMO sprongtoetsen (spelling, grammatica en lezen)
  
• Test jezelf 1.7 en 1.8
  
• Versterk jezelf!