1.8 en 2.8 spelling pv tegenwoordige tijd

1.8 + 2.8 Spelling
PV in de tegenwoordige tijd
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

1.8 + 2.8 Spelling
PV in de tegenwoordige tijd

Slide 1 - Diapositive


Eerst... 
lekker 10 minuten lezen! 
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

timer
10:00
Lezen.....
SSSTT!

Slide 3 - Diapositive

Stappen bij zinsontleden
1. Zoek de persoonsvorm (PV). 
Dit doe je door de tijdproef te gebruiken. Je kunt evt. controleren door de zin vragend te maken of enkelvoud-meervoud te wisselen. Zet een streepje onder de PV.
2. Zet alle zinsdeelstrepen.
Zet eerst de PV tussen zinsdeelstrepen. Alles vóór de PV is altijd één zinsdeel. Verander de woordvolgorde om alle zinsdelen te ontdekken. 
2. Zoek het werkwoordelijk gezegde (WG).
Dit zijn alle andere werkwoorden in de zin. Zet de WG tussen zinsdeelstrepen en WG onder alle werkwoorden, dus ook onder de PV.
3. Zoek het onderwerp (O) in de zin.
Stel de vraag: Wie of wat + de PV? 
Zet een O onder het onderwerp van de zin.
4. Zoek het lijdend voorwerp in de zin.
Stel de vraag: wie of wat + PV en O? Zet LV onder het lijdend voorwerp.
 


Slide 4 - Diapositive

De stam
Wat is de stam van een werkwoord?

Kijken
Lopen
Blazen

Slide 5 - Diapositive

Theorie
De ik-vorm komt in de tegenwoordige tijd achter ‘ik’ te staan.
Vaak moet je van het hele werkwoord -en eraf halen: 
Denken - (ik) denk 
Soms moet je iets toevoegen, veranderen of weghalen. Dit moet vooral als je een werkwoord hebt, waarvan de stam en ik-vorm niet gelijk zijn. Bijv.:
Slapen -   stam:  slap     (ik) slaap
Zetten- stam:  zett (ik) zet 
Proeven -stam: proev (ik) proef

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Wat is de ik-vorm van het woord "lopen"?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de ik-vorm van het woord "verven"?

Slide 10 - Question ouverte

Noem de ik-vormen van de volgende werkwoorden:
Bakken, raken, verhuizen.

Slide 11 - Question ouverte

PV tegenwoordige tijd
Ik--> ik-vorm
Jij/hij/zij/het/u  --> ik-vorm+t
wij/zij/jullie --> hele werkwoord 
(zie ook blz. 55)

Slide 12 - Diapositive

Theorie (1) 
Bij de meeste werkwoorden kun je horen of er een -t achter de ik-vorm moet. Bij werkwoorden op -den hoor je dat niet. Vul dan in gedachten het werkwoord lopen in. 
Je hoort of er een -t achter de ik-vorm moet.
Bijvoorbeeld branden : 
Het brandt in de schuur.
het loopt in de schuur. 


Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Theorie (2)

Els vind... hem erg leuk. → Els loopt hem erg leuk. Dus: 
Els vindt hem erg leuk.
Ik vind... het niet eerlijk. → Ik loop het niet eerlijk. Dus: 
Ik vind het niet eerlijk.


Slide 15 - Diapositive

Vul de juiste vorm in:
(worden) Hij ... later vast een goede vader.

Slide 16 - Question ouverte

(worden) ... jij later een goede vader?

Slide 17 - Question ouverte

Vul in: pv tegenwoordige tijd.
Maar hij (vertrouwen) niemand
A
vertrouwt
B
vertrouwd

Slide 18 - Quiz

Vul de juiste vorm van de PV in.
Joep (lopen) naar school
A
loop
B
loopd
C
loopt
D
lopen

Slide 19 - Quiz

Vul de juiste vorm van de PV in.
Het huis (branden) af.
A
brand
B
brant
C
brandt

Slide 20 - Quiz

Spelling: pv tegenwoordige tijd

Welke zin is goed gespeld?
A
Anna verbied haar broertje binnen te komen.
B
Anna verbiedt haar broertje binnen te komen.

Slide 21 - Quiz

Spelling: pv tegenwoordige tijd

Welke zin is goed gespeld?

A
Jij word er wel gelukkig van.
B
Jij wordt er wel gelukkig van.

Slide 22 - Quiz


Bij dit onderdeel horen de opdrachten 1 t/m 7 van hoofdstuk 1.8
en opdracht 1 t/m 7 van hoofdstuk 2.8.

Slide 23 - Diapositive