nabespreking eindopdracht grammatica

• Programmeren
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

nabespreking eindopdracht grammatica

1. De 76-jarige Donald Trump moest twee weken geleden in de rechtbank verschijnen.

persoonsvorm: moest

gezegde: moest verschijnen

onderwerp: De 76-jarige Donald Trump

lijdend voorwerp: 

meewerkend voorwerp:

bijwoordelijke bepaling: twee weken geleden

bijwoordelijke bepaling: in de rechtbank

2. Loop nu naar de winkel!

persoonsvorm: loop

gezegde: loop

onderwerp: 

lijdend voorwerp: 

meewerkend voorwerp:

bijwoordelijke bepaling: nu

bijwoordelijke bepaling: naar de winkel

3. Bel hem meteen op!

persoonsvorm: bel

gezegde:bel op

onderwerp: 

lijdend voorwerp: hem

meewerkend voorwerp:

bijwoordelijke bepaling: meteen

4. De docent vertelde gisteren op een leuke manier een lang verhaal aan de beste klas van de school

persoonsvorm: vertelde

gezegde: vertelde

onderwerp: de docent

lijdend voorwerp: een lang verhaal

meewerkend voorwerp: aan de beste klas van de school

bijwoordelijke bepaling: gisteren

bijwoordelijke bepaling: op een leuke manier

5. Wie gaat morgen het geweldige feest bezoeken?

persoonsvorm: gaat

gezegde: gaat bezoeken

onderwerp: wie

lijdend voorwerp: het geweldige feest

meewerkend voorwerp:

bijwoordelijke bepaling: morgen

bijwoordelijke bepaling: 

6. De lang geblesseerde voetballer schopte de bal voor de eerste keer na zijn blessure in het voetbalveld.

persoonsvorm: schopte

gezegde: schopte

onderwerp: de lang geblesseerde voetballer

lijdend voorwerp: de bal

meewerkend voorwerp:

bijwoordelijke bepaling: voor de eerste keer na zijn blessure

bijwoordelijke bepaling: in het voetbalveld

1. De pas gekochte auto lijkt nu al grote problemen met de motor te hebben.

persoonsvorm: 

gezegde: 

onderwerp: 

lijdend voorwerp: 

meewerkend voorwerp:

bijwoordelijke bepaling: 

bijwoordelijke bepaling: 

2. Schrijf dit nummer even op.

persoonsvorm: 

gezegde: 

onderwerp: 

lijdend voorwerp: 

meewerkend voorwerp:

bijwoordelijke bepaling: 

bijwoordelijke bepaling: 

3. De wereldberoemde artiest vertoonde aan het slot van zijn carrière het publiek een geweldig laatste optreden in een uitverkochte Ziggo Dome.

persoonsvorm: 

gezegde: 

onderwerp: 

lijdend voorwerp: 

meewerkend voorwerp:

bijwoordelijke bepaling: 

bijwoordelijke bepaling: 

4. Wie heeft het laatste kaartje gekocht?

persoonsvorm: 

gezegde: 

onderwerp: 

lijdend voorwerp: 

meewerkend voorwerp:

bijwoordelijke bepaling: 

bijwoordelijke bepaling: 

5. De leerlingen hadden het ontleden vorige week goed gedaan.

persoonsvorm: 

gezegde: 

onderwerp: 

lijdend voorwerp: 

meewerkend voorwerp:

bijwoordelijke bepaling: 

bijwoordelijke bepaling: