Taalverzorging P2 lj2

Taalverzorging P2
Leerjaar 2
Kader/mavo
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Taalverzorging P2
Leerjaar 2
Kader/mavo

Slide 1 - Diapositive

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Vandaag hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
Vandaag
B
we
C
de bijwoordelijke bepaling
D
hebben behandeld

Slide 2 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Vandaag hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
Vandaag
B
we
C
de bijwoordelijke bepaling
D
hebben behandeld

Slide 3 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Vandaag hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
Vandaag
B
we
C
de bijwoordelijke bepaling
D
hebben behandeld

Slide 4 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Zij heeft het ons toch verteld.
A
zij
B
heeft
C
ons
D
toch

Slide 5 - Quiz

Het meewerkend voorwerp begint ...
A
altijd met 'aan' of 'voor'
B
nooit met 'aan' of 'voor'
C
soms met 'aan' of 'voor'
D
met een ander voorzetsel

Slide 6 - Quiz

Lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in die zin
D
kan vinden

Slide 7 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Klas MK1C leert het lijdend voorwerp vinden.
A
Klas MK1C
B
leert
C
het lijdend voorwerp
D
vinden

Slide 8 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Ik kan nu het lijdend voorwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het lijdend voorwerp
D
een zin

Slide 9 - Quiz

Een naamwoordelijk gezegde is altijd een..
A
actie
B
eigenschap/kenmerk

Slide 10 - Quiz

In een naamwoordelijk gezegde...
A
doet iemand iets
B
wil iemand iets
C
is iemand iets
D
staan alleen maar werkwoorden

Slide 11 - Quiz

Een naamwoordelijk gezegde heeft een koppelwerkwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 13 - Quiz

Gezegde: doet het onderwerp iets of is het onderwerp iets.

Als het onderwerp iets doet, dan heb je te maken met een...
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 14 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Marina legt het onderwerp uit.
A
Marina
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 15 - Quiz

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
De zin vragend maken.
B
De zin van tijd veranderen.
C
Het onderwerp uit de zin halen.
D
Het onderwerp veranderen van getal.

Slide 16 - Quiz

De persoonsvorm heeft drie kenmerken.

Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
heeft
C
drie
D
kenmerken

Slide 17 - Quiz

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord

Slide 18 - Quiz