aardr maandag T2

Waarom komen toeristen naar nederland
A
voor werk
B
voor het weer
C
cultuur en natuur
D
voor het verkeer
1 / 22
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Waarom komen toeristen naar nederland
A
voor werk
B
voor het weer
C
cultuur en natuur
D
voor het verkeer

Slide 1 - Quiz

hoe noemen we uitwisseling van mensen, geld en informatie
A
import
B
globalisering
C
export
D
emigratie

Slide 2 - Quiz

wat zijn hightech producten
A
dure producten
B
elektrische producten
C
producten waar kennis voor nodig is
D
buitenlandse producten

Slide 3 - Quiz

wat zijn multi nationals
A
bedrijven met vestigingen in verschillende landen
B
bedrijven in het buitenland
C
alle bedrijven in Europa
D
Alle bedrijven in Amerika

Slide 4 - Quiz

wat zijn massagoederen
A
olie
B
computers
C
speelgoed
D
fietsen

Slide 5 - Quiz

mainport van nederland=
A
Amsterdam
B
Utrecht
C
Rotterdam
D
Delft

Slide 6 - Quiz

hoe heet het gebied waarop de haven is gericht
A
waterland
B
achterland
C
voorland
D
havenland

Slide 7 - Quiz

Vul in: wat betekent EU

Slide 8 - Question ouverte

leg uit wat dienstensector betekent

Slide 9 - Question ouverte

je mag vraag 10 t/m 22 overslaan

Slide 10 - Question ouverte


Slide 11 - Question ouverte


Slide 12 - Question ouverte



Slide 13 - Question ouverte



Slide 14 - Question ouverte

Vul in: -i, -ie of -y

Het publ...k vindt de presentator erg s...mpathiek.

Slide 15 - Question ouverte


De persoonsvorm staat in de tegenwoordige tijd als het nu gebeurt.

We fietsen naar de dierentuin.

Slide 16 - Diapositive

Als de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd staat, zijn er 3 mogelijkheden:

1. STAM
2. STAM + T
3. Hele werkwoord (bij meervoud)

Slide 17 - Diapositive

Stam
- met ik
- je/jij achter de pv 

Stam + t

Hele werkwoord (infinitief)

Slide 18 - Diapositive



Slide 19 - Question ouverte



Slide 20 - Question ouverte

Hij (rijden) op zijn fiets naar school
schrijf de PV in tegenwoordige tijd.

Slide 21 - Question ouverte




Slide 22 - Question ouverte