8.3 Je bloed vervoert (ROOD)

Hoofdstuk 8 Je lichaam werkt
Paragraaf 3
Je bloed vervoert
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 8 Je lichaam werkt
Paragraaf 3
Je bloed vervoert

Slide 1 - Diapositive

De luchtpijp vertakt zich in
A
bronchiën
B
longblaasjes
C
luchtpijpvaten
D
luchtpijptakjes

Slide 2 - Quiz

Waarom kan er snel gaswisseling plaatsvinden in de longen?

A
de wand van de luchtpijp is erg dun
B
er zit een laagje slijm in de longblaasjes
C
Het oppervlak van de longblaasjes is groot
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 3 - Quiz

Je kunt beter ademhalen door je neus omdat
A
de lucht dan wordt verwarmd
B
je gewaarschuwd wordt voor gevaarlijke stoffen
C
de lucht vochtig gemaakt wordt
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 4 - Quiz

Maak eerst opdracht 1 en 2

Slide 5 - Diapositive

Leerdoel 1 + 2
1. Je noemt de verschillende bestanddelen van bloed en hun kenmerken.


2. Je noemt de taken van de verschillende bestanddelen van bloed.

Slide 6 - Diapositive

Wat is bloed?
  • Pasgeboren baby heeft 300 tot 400ml bloed
  • Volwassen mens heeft ongeveer 5/6 liter bloed
  • Bloed vervoert voedingsstoffen en zuurstof naar organen en voert afvalstoffen weg
  • Bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen

Slide 7 - Diapositive

Bloedplasma
  • Bloed bestaat voor 55% uit bloedplasma en 45% uit bloedcellen
  • In het bloedplasma zitten water (91%), plasma-eiwitten (7%) en opgeloste stoffen (o.a. zouten)
  • Het bloedplasma vervoert veel stoffen (zoals voedingsstoffen, koolstofdioxide, afvalstoffen en klein beetje zuurstof)

Slide 8 - Diapositive

Rode bloedcellen
  • cellen zonder celkern
  • gemaakt in beenmerg van botten
  • rode kleurstof hemoglobine
  • rode bloedcellen vervoeren    zuurstof (gaat vastzitten aan hemoglobine)
  • Bloedarmoede: te weinig rode     bloedcellen / hemoglobine
  • 5.000.000 per mm3

Slide 9 - Diapositive

Lees nu het eerste deel van 8.3 

'Hoe vervoert je bloed stoffen? nog een keer door en 

maak opdracht 3 t/m 5

Slide 10 - Diapositive

Leerdoel 3

3. Je noemt de verschillende soorten bloedvaten 
en hun kenmerken

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Bloedvaten
Door je bloedvaten stroomt het bloed naar al je cellen in je lichaam.

Er zijn 3 soorten bloedvaten:

- slagaders  : transport bloed van hart af
- haarvaten : dunne bloedvaatjes in al je 
                     organen
- aders        : transport bloed naar het hart 
                     toe


Slide 13 - Diapositive

Dus drie typen bloedvaten






1 ader                        2 haarvaten                 3 slagader

Slide 14 - Diapositive

Slagaders
Het hart pompt bloed de slagaders in. Dat gaat met behoorlijk wat kracht. Het bloed drukt daardoor hard tegen de wand van een slagader aan. Daarom is de bloeddruk in de slagaders hoog. Gelukkig zijn de wanden van de slagaders dik, stevig en elastisch. Ze kunnen die druk wel hebben.

De slagaders liggen meestal diep in je lichaam. Dat is veiliger want als een slagader stuk gaat, komt er veel bloed vrij.
- lopen van het hart af.
- hebben een gespierde wand
- de bloeddruk is hoog
- liggen vaak diep in het lichaam

Slide 15 - Diapositive

Haarvaten

De slagaders vertakken in de organen tot steeds kleinere bloedvaten. De wand wordt steeds dunner.


Als een wand maar 1 cel dik is, noem je dat bloedvat een haarvat. De bloeddruk is in een haarvat veel lager. Omdat de wand zo dun is, kan er vocht met zuurstof en voedingsstoffen doorheen naar de cellen.


De cellen geven vocht met koolstofdioxide en afvalstoffen af aan het bloed in het haarvat. 


De haarvaten komen samen in grotere bloedvaten. Die bloedvaten noem je aders. 
- zijn maar 1 cellaag dik
- vormen een netwerk
- de bloeddruk is laag
- er vindt uitwisseling plaats van stoffen

Slide 16 - Diapositive

Aders
Door de aders stroomt het bloed van de organen weg terug naar het hart. Het hart zuigt het bloed in de aders naar zich toe.
Kenmerken:
- lopen naar het hart toe
- de bloeddruk is laag
- de wanden zijn minder gespierd dan bij de 
  slagaders
- liggen minder diep in je lichaam dan de
  slagaders
- bevatten vaak aderkleppen

Aderkleppen zorgen ervoor dat het bloed in de aders niet terugstroomt naar de organen.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

welke drie soorten bloedvaten zijn er?
A
Aorta, slagaders en aders
B
Aorta, aders en haarvaten
C
Aorta, slagaders en haarvaten
D
Slagaders, aders en haarvaten

Slide 19 - Quiz


Je kunt je hartslag meten bij je pols.
Dit is een voorbeeld van een
A
aorta
B
slagader
C
ader
D
haarvat

Slide 20 - Quiz

Tekst
Slagaders
Haarvaten
Aders
Gespierde wand
1 cellaag dik
Dunne wand, weinig gespierd
Vervoert bloed van hart af
Heeft kleppen
Hier is gaswisseling

Slide 21 - Question de remorquage

Door welke bloedvaten stroomt het bloed vanuit je lichaam terug naar het hart?
A
Aders
B
Haarvaten
C
Slagaders
D
de aorta

Slide 22 - Quiz

Lees nu het tweede deel van 8.3 

'Door welke bloedvaten stroomt je bloed?' nog een keer door en 

maak opdracht 6 t/m 9

Slide 23 - Diapositive

Leerdoel 4

Je legt uit hoe stoffen bij je cellen komen.

Slide 24 - Diapositive

Hoe komen stoffen bij je cellen?
Weefselvloeistof = bloedplasma buiten het bloed

Slide 25 - Diapositive

Hoe komen stoffen bij je cellen?
Stap 1:
Bloedplasma wordt weefselvloeistof.
(Bloedplasma buiten een haarvat noem je weefselvloeistof).

Stap 2:
Opname van glucose en zuurstof vanuit de weefselvloeistof en afgifte van koolstofdioxide uit de cellen aan de weefselvloeistof.

Slide 26 - Diapositive

Lees nu het derde deel van 8.3 

'Hoe komen stoffen bij je cellen?' nog een keer door en 

maak opdracht 10 t/m 12

Slide 27 - Diapositive

Klaar?
Leer Om te onthouden goed!


Nog tijd over? Neem Toepassen
Bloedprikken door en maak de opdrachten 13 t/m 15

Oefen eventueel nog met www.biologiepagina.nl

Slide 28 - Diapositive