2LV-T2 Voorbereiding PW

Thema 2 - Voeding en vertering
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Thema 2 - Voeding en vertering

Slide 1 - Diapositive

Basisstof 1
- Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen
- Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken
- Je kunt essentiële en niet-essentiële voedingsstoffen onderscheiden (VG)

Slide 2 - Diapositive

Horen vezels bij de voedingsstoffen?
A
Ja, door vezels gaan je darmen goed werken
B
Ja, vezels zuiveren je bloed
C
Ja, door vezels gaan je darmen goed werken
D
Nee, vezels worden niet opgenomen in je bloed

Slide 3 - Quiz

Welke functie heeft vitamine C?
A
Brandstof
B
Beschermende stof
C
Bouwstof
D
Reservestof

Slide 4 - Quiz

Wat is geen brandstof?
A
Koolhydraten
B
Vetten
C
Mineralen
D
Eiwitten

Slide 5 - Quiz

Koolhydraten zijn:
A
alleen brandstoffen
B
alleen bouwstoffen
C
bouwstoffen en brandstoffen
D
bouwstoffen, brandstoffen en reservestoffen

Slide 6 - Quiz

Eiwitten vindt je met name in....
A
Brood, pasta en aardappels
B
Groente en fruit
C
Boter en olie
D
Vlees, vis en peulvruchten

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Basisstof 2
- Je kunt de werking en functie van vertering, verteringssappen en enzymen beschrijven
- Je kunt de delen van een gebit noemen met hun functie
- Je kunt de werking en functie van de darmperistaltiek beschrijven

Slide 10 - Diapositive

Hoe heet het buitenste laagje van je tand?
A
Wortel
B
Glazuur
C
Cement
D
Buitenste laagje

Slide 11 - Quiz

Wat is de taak van verteringssappen bij vertering?

A
Ze gebruiken de energie in voedingsstoffen
B
Ze bouwen nieuwe cellen met de voedingsstoffen
C
Ze knippen voedingsstoffen in kleine stukken
D
Ze brengen de voedingsstoffen uit je voedsel naar de organen

Slide 12 - Quiz

Welke stoffen hoeven NIET te worden verteert?
A
Koolhydraten en vetten
B
Vetten en eiwitten
C
Eiwitten en mineralen
D
Mineralen en vitamines

Slide 13 - Quiz

Kauwen is een voorbeeld van...
A
Mechanische vertering
B
Chemische vertering

Slide 14 - Quiz

Wat is de functie van darmperistaltiek?
A
voedsel voortduwen
B
voedsel kneden
C
voedsel mengen met verteringssappen
D
alle functies hierboven

Slide 15 - Quiz

Welke kleur heeft het enzym?
A
Rood
B
Paars
C
Blauw
D
Groen

Slide 16 - Quiz

De maag heeft darmperistaltiek
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Wat is waar?
A
Enzymen zijn specifiek voor één stof.
B
Enzymen werken het beste bij een bepaalde temperatuur.
C
Enzymen worden niet zelf verbruikt bij een reactie.
D
Alle genoemde antwoorden zijn waar.

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Basisstof 3
- Je kunt de functies en kenmerken van de delen van het verteringsstelsel noemen
- Je kunt de verteringssappen noemen met hun functies

Slide 22 - Diapositive

emulgeren is...
A
het afbreken van vetten
B
het verdelen van vetdruppels in kleine druppeltjes
C
het afgeven van gal aan de twaalfvingerige darm
D
het mengen van vetten met verteringssap

Slide 23 - Quiz

Het enzym in speeksel zorgt voor de vertering van....?
A
Zetmeel
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Voedingsvezel

Slide 24 - Quiz

De maag verteert..
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Vetten
D
Zetmeel

Slide 25 - Quiz

Orgaan dat voedselbrij vermengt met gal en alvleessap
A
Dunne darm
B
Dikke darm
C
Blinde darm
D
Twaalfvingerige darm

Slide 26 - Quiz

Orgaan dat verteringsproducten opneemt in het bloed
A
Twaalfvingerige darm
B
Endeldarm
C
Dunne darm
D
Dikke darm

Slide 27 - Quiz

Orgaan dat water opneemt in het bloed
A
Twaalfvingerige darm
B
Endeldarm
C
Dunne darm
D
Dikke darm

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Diapositive

Gal
Wordt gemaakt in de lever
Wordt bewaard in de galblaas

Maakt vetdruppeltjes klein=
emulgeren

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Basisstof 4
- Je kunt met de Schijf van Vijf adviezen voor een gezonde voeding geven
- Je weet wat een gezond gewicht is en welke keuzen daaraan kunnen bijdragen
- Je kunt mogelijke oorzaken en gevolgen van eetstoornissen noemen en enkele voorbeelden geven

Slide 33 - Diapositive

Fastfood bevat vooral ... vetten. Dit zijn de ... vetten.
A
Verzadigd ; gezonde
B
Verzadigd ; ongezonde
C
Onverzadigd ; gezonde
D
Onverzadigd ; ongezonde

Slide 34 - Quiz

Wat is het doel van de Schijf van Vijf?
A
Hulp bij het maken van gezonde keuzes
B
Hulp bij het maken van ongezonde keuzes
C
Hulp bij het maken van kledingkeuzes
D
Hulp bij het maken van financiële keuzes

Slide 35 - Quiz

Wat is de definitie van boulimia nervosa?
A
Geen eetlust
B
Te dik voelen en soms eetbuien en spugen
C
Gewichtsverlies zonder duidelijke oorzaak
D
Overmatige spiergroei

Slide 36 - Quiz

Basisstof 5
- Je kunt manieren beschrijven om voedselbederf tegen te gaan

Slide 37 - Diapositive

Bacteriën en schimmels kunnen voedsel alleen maar bederven
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quiz

Welke manier van conserveren zie je hier?
A
Drogen
B
Steriliseren
C
Pasteuriseren
D
Luchtdicht verpakken

Slide 39 - Quiz

Conserveren door middel van steriliseren betekent...
A
Voedsel luchtdicht verpakken
B
Voedsel verhitten tot 100 graden Celsius
C
Voedsel behandelen met radioactiviteit
D
Geen van de antwoorden zijn goed

Slide 40 - Quiz

Er worden twee uitspraken gedaan over conserveren:
Uitspraak 1: Steriliseren is het voedsel langere tijd verhitten op 100 graden of lager
Uitspraak 2: Verpakt onder beschermende atmosfeer betekent met extra zuurstof verpakt
Welke uitspraak/uitspraken is of zijn juist?
A
Uitspraak 1
B
Uitspraak 2
C
Beide uitspraken
D
Geen van beide uitspraken

Slide 41 - Quiz

Basisstof 6
- Je kunt bij zoogdieren het verband aangeven tussen de voedselkeuze, de lengte van het darmkanaal en de kenmerken van het gebit

Slide 42 - Diapositive

Een vleeseter heet ook wel . . . .
A
Omnivoor
B
Carnivoor
C
Herbivoor
D
Meatball

Slide 43 - Quiz

Een planteneter heeft
A
Plooikiezen
B
Knipkiezen
C
Knobbelkiezen

Slide 44 - Quiz

De gebitten van een alleseter en van een vleeseter verschillen van elkaar.

Wat heeft de alleseter wel en de vleeseter niet?
A
hoektanden
B
snijtanden
C
knobbelkiezen
D
plooikiezen

Slide 45 - Quiz

Bij welk dier is het darmkanaal lang in verhouding tot het lichaam?
Bij het dier van schedel 1, 2 of 3?
A
1
B
2
C
3

Slide 46 - Quiz

Wat voor eter zie je hier?
Hoe heten de kiezen?
En hoe is de lengte van zijn darmkanaal?
A
Alleseter, Plooikiezen, Middellang darmkanaal
B
Planteneter, Plooikiezen, Lang darmkanaal
C
Alleseter, Knobbelkiezen, Middellang darmkanaal
D
Planteneter, Knobbelkiezen, Lang darmkanaal

Slide 47 - Quiz

herbivoor
omnivoor
carnivoor

Slide 48 - Diapositive

Vleeseters         Planteneters             Alleseters

Slide 49 - Diapositive