Tekstverbanden en signaalwoorden

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

DEZE LES

1. 

2. 

3. 

LESDOELEN

- Je kunt 

- Je weet 

Welke tekstverbanden ken je?

Tekstverbanden

Opsomming

Oorzaak-gevolg

Redengevend

Conclusie

Tegenstelling

Tijd (chronologisch)

Voorbeeld

Wat is het nut van tekstverbanden?

Zie de verschillen!

Signaalwoorden

'want' geeft een reden aan. Je kunt hier ook ‘namelijk’ gebruiken (uit hetzelfde rijtje).

'maar' geeft een tegenstelling aan, net als ‘echter’ (uit hetzelfde rijtje)

'ook' duidt op een opsomming, net als 'en' (uit hetzelfde rijtje)

'vast niet meer' geeft een min of meer logisch gevolg aan.

'kortom' vat een tekst heel mooi samen. ‘Al met al’ was een mooi alternatief geweest (uit hetzelfde rijtje).

Wat valt je op? 

Welke signaalwoorden ken je?

Signaalwoorden

Signaalwoorden per verband

Signaalwoorden: 'eerst, 'daarna', 'vervolgens' horen bij:

1. Opsomming
2. Tegenstelling
3. Tijd (chronologisch)

Signaalwoorden voor een tegenstelling zijn:

1. zoals
2. allereerst
3. maar
4. daarentegen

Signaalwoorden voor tijdsvolgorde zijn:

1. eerst, daarna, nadat
2. toen, maar, omdat

Tekstverbanden en signaalwoorden horen bij elkaar.

1. Ja
2. Nee

De schrijver gebruikt bij het beschrijven van stappen de signaalwoorden 'eerst', 'vervolgens', 'daarna' en 'tenslotte'.
Met deze signaalwoorden wordt een ... beschreven.

1. Tegenstelling
2. Opsomming

Maar, toch, hoewel, daarentegen.
Deze signaalwoorden geven het volgende verband aan:

1. Reden(gevend)
2. Opsomming
3. Dit zijn geen signaalwoorden
4. Tegenstelling

Bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals, onder andere...
Deze signaalwoorden horen bij:

1. Tijd (chronologisch)
2. Voorbeeld
3. Opsomming

Eerlijk zijn: als je een tekst leest, kijk je dan ook naar die signaalwoorden/de tekstverbanden?

1. Ja
2. Nee
3. Moet ik misschien es gaan doen..
4. Soms

EINDE VAN DE LES