Herhaling grammatica

Herhaling grammatica 
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herhaling grammatica 

Slide 1 - Diapositive

Planning
  1. Mededeling 
  2. laptops halen 
  3. leerdoelen 
  4.  Uitleg en opdrachten 
  5. afsluiting 

Slide 2 - Diapositive

Taaltoets 
Maandag 11 oktober 2021 

Leer hiervoor de samenvatting. 
Neem ook  je leesboek mee naar deze les. 

Slide 3 - Diapositive

Laptops halen 
Uit 300 

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/een toevallige voorbijganger (3) /de politie (4)/gebeld (5).

Benoem deel 1
A
meewerkend voorwerp
B
onderwerp
C
bijvoeglijke bepaling
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 12 - Quiz

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/een toevallige voorbijganger (3) /de politie (4)/gebeld (5).

Benoem deel 2 en 5
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 13 - Quiz

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/een toevallige voorbijganger (3) /de politie (4)/gebeld (5).

Benoem deel 3
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 14 - Quiz

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/een toevallige voorbijganger (3) /de politie (4)/gebeld (5).

Benoem deel 4
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 15 - Quiz

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/de automobilist (3) /de politie (4)/een taart(5) gegeven (6)

Benoem deel 4
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 16 - Quiz

Samengestelde zin 

Slide 17 - Diapositive

Samengestelde zin 
Bram is met de auto gebracht, omdat het regent.

Bram was met de auto gebracht, omdat het regende.

Pv = is en regent

Slide 18 - Diapositive

Samengesteld of enkelvoudig?
-De presentatrice kondigt de kandidaten van het programma aan. -
A
Samengesteld
B
Enkelvoudig

Slide 19 - Quiz

Samengesteld of enkelvoudig?
-Ik moet nog naar de supermarkt, want de melk is op. -
A
Samengesteld
B
Enkelvoudig

Slide 20 - Quiz

Samengesteld of enkelvoudig?
-Nadat de film was afgelopen, verlieten de bezoekers de zaal. -
A
Samengesteld
B
Enkelvoudig

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Voorzetsels

Slide 25 - Diapositive

Voorzetsels 
Kun je meestal invullen op de puntjes van een van de volgende woordgroepen: ‘… de kooi’, ‘… het schoolfeest’ of ‘… de kast’. Een voorzetsel staat nooit los in een zin; het is altijd een onderdeel van een zinsdeel.

Zijn de jeugdboeken in de bibliotheek op genre ingedeeld?

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

wederkerend voornaamwoord 
Het wederkerend voornaamwoord is een vorm met zich erin. Deze vorm wijst terug naar het onderwerp. 
Dit onderwerp komt dus in een andere vorm terug.

Ik was me
Hij verveelt zich.

Slide 29 - Diapositive

Wederkerig voornaamwoord 
Het wederkerig voornaamwoord is het woordje elkaar of een vorm van dit woordje zoals mekaar. 
Het verwijst naar meer personen.

Zien jullie elkaar nog weleens?

Slide 30 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 31 - Diapositive

Pieter en Ron geven [1] elkaar een hand nadat [2] ze zich [3] verontschuldigd hebben [4].

Wat is woord[1] ?
A
zelfstandig naamwoord
B
aanwijzend vnw
C
werkwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 32 - Quiz

Pieter en Ron geven elkaar [1] een hand nadat ze [2] zich [3] verontschuldigd hebben [4].

Wat is woord[2] ?
A
zelfstandig naamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
werkwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 33 - Quiz

Pieter en Ron geven elkaar [1] een hand nadat [2] ze zich [3] verontschuldigd hebben [4].

Wat is woord [3] ?
A
wederkerig vnw
B
wederkerend vnw
C
werkwoord
D
ondersch. vw

Slide 34 - Quiz

Pieter en Ron geven elkaar [1] een hand nadat [2] ze zich [3] verontschuldigd hebben [4].

Wat is woord [4] ?
A
wederkerig vnw
B
wederkerend vnw
C
werkwoord
D
ondersch. vw

Slide 35 - Quiz

De leerlingen van mavo 4 eten graag een ijsje.
Wat is de?
A
lw
B
znw
C
bnw
D
ww

Slide 36 - Quiz

De leerlingen van mavo 4 eten graag een lekker ijsje.
Wat is leerlingen?
A
lw
B
znw
C
bnw
D
ww

Slide 37 - Quiz

De leerlingen van mavo 4 eten graag een lekker ijsje.
Wat is eten?
A
lw
B
znw
C
bnw
D
ww

Slide 38 - Quiz

De leerlingen van mavo 4 eten graag een lekker ijsje in de pauze
Wat is in?
A
lw
B
znw
C
bnw
D
vz

Slide 39 - Quiz

De leerlingen van mavo 4 eten graag een lekker ijsje in de pauze.
Wat is lekker?
A
lw
B
znw
C
bnw
D
ww

Slide 40 - Quiz

Huiswerk 
Lees de samenvatting grondig door en noteer vragen/markeer wat je nog niet helemaal snapt. 

Slide 41 - Diapositive