Laatste les taaltoets

Nog één keer herhalen ;)
1) LessonUp
2) Woorden met Quizlet
3) Woorden met Blooket 
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Nog één keer herhalen ;)
1) LessonUp
2) Woorden met Quizlet
3) Woorden met Blooket 

Slide 1 - Diapositive

Persoonsvorm in de t.t.
Ik (spelen) bijna nooit games.

Slide 2 - Question ouverte

Persoonsvorm in de t.t.
Hij (zijn) mijn beste vriend.

Slide 3 - Question ouverte

Eva heeft me zaterdagavond haar nummer (mailen) maar ik durf haar niet te bellen

Slide 4 - Question ouverte

een (goud) ring

Slide 5 - Question ouverte

een (acryl) beeld

Slide 6 - Question ouverte

wat is het meervoud van zee
A
zeeën
B
zeën

Slide 7 - Quiz

Wat is het meervoud van
kip
A
kippen
B
kipen
C
kipjes
D
kippetjes

Slide 8 - Quiz

Meervoud van: bangerik
A
Bangerikken
B
Bangeriken

Slide 9 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
beresterk
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 10 - Quiz

Maak samenstellingen van de volgende woorden:

beer + sterk

Slide 11 - Question ouverte

Maak samenstellingen van de volgende woorden:

aap + trots

Slide 12 - Question ouverte

Wat is een homoniem?
A
een woord met meerdere betekenissen
B
twee woorden die hetzelfde klinken, maar anders worden geschreven
C
woorden die ongeveer hetzelfde betekenen

Slide 13 - Quiz

Wat is een homofoon?
A
een woord met meerdere betekenissen
B
twee woorden die hetzelfde klinken, maar anders worden geschreven
C
woorden die ongeveer hetzelfde betekenen

Slide 14 - Quiz


Wij kijken naar de koe die in de wei staat.
A
homoniem
B
homofoon
C
synoniem
D
tegenstelling

Slide 15 - Quiz

bank is een ...
A
homoniem
B
C
synoniem
D
homofoon

Slide 16 - Quiz

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben

Slide 17 - Question ouverte

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
Levi wil je die bak met potloden aangeven

Slide 18 - Question ouverte

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/een toevallige voorbijganger (3) /de politie (4)/gebeld (5).

Benoem deel 1
A
meewerkend voorwerp
B
onderwerp
C
bijvoeglijke bepaling
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 19 - Quiz

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/een toevallige voorbijganger (3) /de politie (4)/gebeld (5).

Benoem deel 2 en 5
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 20 - Quiz

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/een toevallige voorbijganger (3) /de politie (4)/gebeld (5).

Benoem deel 3
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 21 - Quiz

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/een toevallige voorbijganger (3) /de politie (4)/gebeld (5).

Benoem deel 4
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 22 - Quiz

Samengesteld of enkelvoudig?
-De presentatrice kondigt de kandidaten van het programma aan. -
A
Samengesteld
B
Enkelvoudig

Slide 23 - Quiz

Samengesteld of enkelvoudig?
-Ik moet nog naar de supermarkt, want de melk is op. -
A
Samengesteld
B
Enkelvoudig

Slide 24 - Quiz

Pieter en Ron geven [1] elkaar een hand nadat [2] ze zich [3] verontschuldigd hebben [4].

Wat is woord[1] ?
A
zelfstandig naamwoord
B
aanwijzend vnw
C
werkwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 25 - Quiz

Pieter en Ron geven elkaar [1] een hand nadat ze [2] zich [3] verontschuldigd hebben [4].

Wat is woord[2] ?
A
zelfstandig naamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
werkwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 26 - Quiz

Pieter en Ron geven elkaar [1] een hand nadat [2] ze zich [3] verontschuldigd hebben [4].

Wat is woord [3] ?
A
wederkerig vnw
B
wederkerend vnw
C
werkwoord
D
ondersch. vw

Slide 27 - Quiz

De leerlingen van mavo 4 eten graag een lekker ijsje in de pauze
Wat is in?
A
lw
B
znw
C
bnw
D
vz

Slide 28 - Quiz

Welk stijlfiguur?
De gasten hebben het huisje keurig netjes achtergelaten.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 29 - Quiz

Welk stijlfiguur?
Er is een mogelijke kans op complicaties.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 30 - Quiz

IJverig noteert de leerling alles op.
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie
D

Slide 31 - Quiz