Toetsweek begrijpend lezen les 7: oefenen met tekst.
1 / 49
La durée de la leçon est: 90 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Lees tekst 2 grondig.
a Schrijf de hoofdzaak van alinea 2 op.
b Schrijf de bijzaken van alinea 2 op.
a Schrijf de hoofdzaak van alinea 2 op.
b Schrijf de bijzaken van alinea 2 op.
Slide 6 - Question ouverte
Is de eerste zin van alinea 3 de kernzin? Lichtje antwoord toe.
Slide 7 - Question ouverte
a Schrijf in eigen woorden op wat iemand doet als hij iets dumpt.
b Wat was voor de 'dumper' waarschijnlijk de reden het konijntje te dumpen?
b Wat was voor de 'dumper' waarschijnlijk de reden het konijntje te dumpen?
Slide 8 - Question ouverte
'Waarom iemand zo'n beestje dan gewoon ergens dumpt in plaats van bij een opvang af
te geven?'
a Uit hoeveel delen bestaat het antwoord op deze vraag?
b Leg uit hoe je aan je antwoord komt.
te geven?'
a Uit hoeveel delen bestaat het antwoord op deze vraag?
b Leg uit hoe je aan je antwoord komt.
Slide 9 - Question ouverte
Schrijf de hoofdgedachte van tekst 2 op.
Slide 10 - Question ouverte
a Wat is de functie van de titel?
b Vind je dit een passende titel? Leg je antwoord uit.
b Vind je dit een passende titel? Leg je antwoord uit.
Slide 11 - Question ouverte
Slide 12 - Diapositive
Lees tekst 3 grondig.
Wat is de kernzin van de tweede alinea?
Wat is de kernzin van de tweede alinea?
Slide 13 - Question ouverte
Schrijf de zin op die de hoofdzaak van de derde alinea aangeeft.
Slide 14 - Question ouverte
a Welke verband geeft het signaalwoord Toch (regel17) aan?
b Schrijf de delen van dit verband op.
b Schrijf de delen van dit verband op.
Slide 15 - Question ouverte
Schrijf in eigen woorden op wat de schrijver bedoelt met 'Toch tikt het wel aan als je vaker de trap neemt'.
Slide 16 - Question ouverte
Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
Slide 17 - Question ouverte
Past de titel bij de inhoud van de tekst? Leg je antwoord uit.
Slide 18 - Question ouverte
a Hoeveel argumenten noemt de schrijver voor het afschaffen van de roltrap?
b Schrijf de argumenten op.
c Ben je het met de argumenten van de schrijver eens?
d Licht je antwoord toe met een eigen argument.
b Schrijf de argumenten op.
c Ben je het met de argumenten van de schrijver eens?
d Licht je antwoord toe met een eigen argument.
Slide 19 - Question ouverte
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Lees tekst 4 grondig.
1.a Schrijf het signaalwoord uit de inleiding op.
b Welk verband geeft het signaalwoord aan?
c Schrijf de twee delen op.
1.a Schrijf het signaalwoord uit de inleiding op.
b Welk verband geeft het signaalwoord aan?
c Schrijf de twee delen op.
Slide 22 - Question ouverte
2a. Schrijf het signaalwoord op dat in de eerste zin van de derde alinea staat.
b Welk verband geeft het aan?
b Welk verband geeft het aan?
Slide 23 - Question ouverte
3. De tweede en derde zin van de derde alinea zijn met elkaar verbonden door het signaalwoord Daardoor.
a Wat is het verband tussen de zinnen?
b Schrijf de delen van dit verband op.
a Wat is het verband tussen de zinnen?
b Schrijf de delen van dit verband op.
Slide 24 - Question ouverte
4. 'Het is een groots opgezet verhaal, waarin de puzzelstukjes wel erg mooi in elkaar vallen en er iets te vaak wordt geknokt:
a Bevat deze zin een hoofdzaak of een bijzaak?
b Leg je antwoord uit.
a Bevat deze zin een hoofdzaak of een bijzaak?
b Leg je antwoord uit.
Slide 25 - Question ouverte
5. De volgende uitspraken bevatten een mening. Schrijf per uitspraak op van wie de mening is.
a Het is een groots opgezet verhaal, waarin de puzzelstukjes wel erg mooi in elkaar vallen en er iets te vaak wordt geknokt. (regel18-20)
b De waarheid is cru. (titel)
c Er is te veel in de wereld wat niet deugt: de rijken zijn te rijk, de armen te arm en dat
systeem wordt in stand gehouden door de macht van het geld. (regel26-27)
a Het is een groots opgezet verhaal, waarin de puzzelstukjes wel erg mooi in elkaar vallen en er iets te vaak wordt geknokt. (regel18-20)
b De waarheid is cru. (titel)
c Er is te veel in de wereld wat niet deugt: de rijken zijn te rijk, de armen te arm en dat
systeem wordt in stand gehouden door de macht van het geld. (regel26-27)
Slide 26 - Question ouverte
6. 'De waarheid is cru' (regel 24)
Welk(e) argument(en) wordt (worden) in de tekst genoemd om deze uitspraak te
onderbouwen?
Welk(e) argument(en) wordt (worden) in de tekst genoemd om deze uitspraak te
onderbouwen?
Slide 27 - Question ouverte
7. 'Mulligan neemt in zijn boeken ook de wereldverbeteraars op de hak en geeft de macht
aan de jongeren: (regel 29-30)
a Is deze zin een feit of een mening?
b Licht je antwoord toe.
aan de jongeren: (regel 29-30)
a Is deze zin een feit of een mening?
b Licht je antwoord toe.
Slide 28 - Question ouverte
8. Tussen 'de jongeren' en 'Alleen zij: (regel 30) kun je een signaalwoord plaatsen.
a Welk signaalwoord is dat?
b Licht je keuze toe.
a Welk signaalwoord is dat?
b Licht je keuze toe.
Slide 29 - Question ouverte
9a. Is tekst 4 een objectieve of subjectieve tekst?
b Licht je antwoord toe en geef een of meer voorbeelden uit de tekst.
b Licht je antwoord toe en geef een of meer voorbeelden uit de tekst.
Slide 30 - Question ouverte
10. Schrijf van tekst 4 op:
a het tekstdoel;
b de tekstvorm.
a het tekstdoel;
b de tekstvorm.
Slide 31 - Question ouverte
Slide 32 - Diapositive
Slide 33 - Diapositive
1. a Lees tekst 5 oriënterend.
b Voorspel het onderwerp van de tekst.
b Voorspel het onderwerp van de tekst.
Slide 34 - Question ouverte
2.a Lees de tekst grondig.
b. Op welke manier leidt de schrijver de tekst in?
b. Op welke manier leidt de schrijver de tekst in?
Slide 35 - Question ouverte
3. Schrijf in eigen woorden op wat iemand doet als hij gebiologeerd is (regel 7).
Slide 36 - Question ouverte
4. Schrijf op waarnaar de volgende woorden verwijzen. Schrijf ook het regelnummer op.
a Hij (regel 9)
b hem (regel 16)
c dat (regel 25)
d die (regel 26)
a Hij (regel 9)
b hem (regel 16)
c dat (regel 25)
d die (regel 26)
Slide 37 - Question ouverte
5. Schrijf de zin op die de hoofdzaak van de tweede alinea weergeeft.
Slide 38 - Question ouverte
6. Bedenk een tussenkopje boven de vierde alinea dat de hoofdzaak van de alinea weergeeft.
Slide 39 - Question ouverte
7. a Geeft het tussenkopje 'Drukste straat' de hoofdzaak van de alinea goed weer?
b Leg je antwoord uit.
c Bedenk een tussenkopje dat (ook) past.
b Leg je antwoord uit.
c Bedenk een tussenkopje dat (ook) past.
Slide 40 - Question ouverte
8. Op welke manier zijn de derde en vierde alinea met elkaar verbonden? Leg je antwoord uit.
Slide 41 - Question ouverte
9. a Welk verband geeft het signaalwoord om...te (regel 15) aan?
b. Schrijf de twee delen van dit verband op.
b. Schrijf de twee delen van dit verband op.
Slide 42 - Question ouverte
10. a Welk verband geeft het signaalwoord Daardoor (regel 24) aan?
b. Schrijf de twee delen van dit verband op.
b. Schrijf de twee delen van dit verband op.
Slide 43 - Question ouverte
11. a Welk verband geeft het signaalwoord want (regel 34) aan?
b. Schrijf de twee delen van dit verband op.
b. Schrijf de twee delen van dit verband op.
Slide 44 - Question ouverte
12. a Welk verband geeft het signaalwoord omdat (regel 38) aan?
b. Schrijf de twee delen van dit verband op.
b. Schrijf de twee delen van dit verband op.
Slide 45 - Question ouverte
13. a Welk verband geeft het signaalwoord maar (regel 42) aan?
b. Schrijf de twee delen van dit verband op.
b. Schrijf de twee delen van dit verband op.
Slide 46 - Question ouverte
14. a Schrijf in eigen woorden op waarom Anna en haar medewerkers het afval van de fabriek gebruiken voor de lijn regenlaarzen en schoenen.
b Wat vind je van haar reden? Lichtje antwoord toe.
b Wat vind je van haar reden? Lichtje antwoord toe.
Slide 47 - Question ouverte
15 a Is deze tekst objectief of subjectief
b Leg je antwoord uit.
b Leg je antwoord uit.
