5.5 tegenwoordig deelwoord, bijvoeglijk naamwoord, trappen van vergelijking

doelen
in deze les
leer je wat een tegenwoordig deelwoord is
herhalen we wat een bijvoeglijk naamwoord is
leer je wat trappen van vergelijking zijn.
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

doelen
in deze les
leer je wat een tegenwoordig deelwoord is
herhalen we wat een bijvoeglijk naamwoord is
leer je wat trappen van vergelijking zijn.

Slide 1 - Diapositive

wat is een tegenwoordig deelwoord?

Slide 2 - Carte mentale

Slide 3 - Diapositive

Tegenwoordig deelwoord (TD)
Tegenwoordig deelwoord: infinitief (hele ww) + -d

Voorbeeld: eten - etend; lachen - lachend; lopen - lopend

Slide 4 - Diapositive

even oefenen

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Lien

Slide 7 - Lien

wat is een bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Carte mentale

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Het bijvoeglijk naamwoord geeft een eigenschap of kenmerk van het zelfstandig naamwoord aan. (Bijvoeglijk naamwoorden staan vaak voor een zelfstandig naamwoord).   

Slide 9 - Diapositive

Voorbeelden
1. een rode auto
2. de grote doos
3. de houten stoel
4. de mooie bloem
Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden??

Slide 10 - Diapositive

De oude vrouw zocht hout voor het vuur.
A
oude
B
hout
C
vrouw
D
vuur

Slide 11 - Quiz

Het is een erg lange weg naar de stad.
A
erg
B
weg
C
lange
D
stad

Slide 12 - Quiz

In de winter hebben veel mensen last van de ijzige kou
A
winter
B
kou
C
mensen
D
ijzige

Slide 13 - Quiz

In het huisje bij de brug woont een oude man.
A
brug
B
woont
C
oude
D
een

Slide 14 - Quiz

In het huisje bij de brug woont een oude man.
A
brug
B
woont
C
oude
D
een

Slide 15 - Quiz

In het huisje bij de brug woont een oude man.
A
brug
B
woont
C
oude
D
een

Slide 16 - Quiz

In het huisje bij de brug woont een oude man.
A
brug
B
woont
C
oude
D
een

Slide 17 - Quiz

er zijn drie trappen van vergelijking, welke?

Slide 18 - Carte mentale

Trappen van vergelijking

1. de stellende trap:           klein
2. de vergrotende trap:        kleiner
3. de overtreffende trap:     kleinst

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Slide 21 - Lien

Slide 22 - Lien