Eine E-Mail schreiben

Eine E-Mail schreiben
Vorbereitung auf die Schreibfertigkeit

1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Eine E-Mail schreiben
Vorbereitung auf die Schreibfertigkeit

Slide 1 - Diapositive

1. Wat is een juiste aanhef?
Meerdere mogelijkheden
A
Liebe Heidi, wie geht es mit dir?
B
Lieber Sander, wie geht es dir?
C
Liebe Heidi, wie geht es dir?
D
Liebe Sander, wie geht es dir?

Slide 2 - Quiz

2. Vertel iets over je vakantiebestemming (dus waar je nu bent - zelf iets verzinnen).

Slide 3 - Question ouverte

3. Beschrijf het weer en de omgeving.

Slide 4 - Question ouverte

4. Gebruik twee "Häufigkeitsangaben", zoals "selten, immer, .."

Slide 5 - Question ouverte

5. Je wilt graag na de vakantie met je vriend/vriendin afspreken

Slide 6 - Question ouverte

Voorzetsel naar
Naar op 3 verschillende manieren vertalen nl.: 
- zu: 
1. Gebruik je bij personen (Ich gehe zur Oma).
2. Bij gebouwen en dingen (Ich gehe zum Bahnhof). 
Let op! Je zegt wel: Ich gehe nach Hause (dit is ook een ding, maar daar gebruik je dus nach).
- nach
1. Bij geografische namen zonder lidwoord (nach Berlin fahren)
2.In vaste combinaties (nach rechts/links /nach unten/oben, nach Hause.
- In:
1. Bij landen met lidwoord (in die Schweiz fahren).
2. Ergens naar binnen gaan (Ins Theater, ins Restaurant)

Slide 7 - Diapositive

6. Wat is de juiste zin?
A
Es freut mich, wenn du zu mir kommst.
B
Es freut mich, wenn du zu mich kommst.
C
Es freut mir, wenn du zu mir kommen.
D
Es freut mich, wenn du nach mir kommst.

Slide 8 - Quiz

7. Wat is de juiste vertaling van:
naar mij, naar Nederland, naar het station?
A
nach mir, nach Niederland, zum Bahnhof
B
zu mir, in die Niederlande, nach Bahnhof
C
zu mir, in die Niederlande, zum Bahnhof
D
zu mich, in die Niederlande, zum Bahnhof

Slide 9 - Quiz

8. Wat is de juiste vertaling van:
Ik moest thuis blijven.
A
Ich muss zu Hause bleiben .
B
Ich müss zu Hause bleiben
C
Ich müsste zu Hause bleiben.
D
Ich musste zu Hause bleiben.

Slide 10 - Quiz

9. Doe een voorstel voor een datum.
A
Kann du am 26. Februar zu mir kommen?
B
Kann du am 4. März zu mir kommen?
C
Kannst du am 12. März zu mir kommen?
D
Kannst du am 2. April zu mich kommen?

Slide 11 - Quiz

10. Wat is een passende afsluiting?
Meerdere mogelijkheden
A
Liebe Grüße, bis dann! Tschüss
B
Ich freue mich, dass du kommst, bis dann. Tschüss
C
Mit freundlichem Gruß, ich freue mich!
D
Es freut mich, dich bald wiederzusehen, tschüss

Slide 12 - Quiz

Zum Schluss:
Wat heb je door deze oefening ontdekt en wat moet je nog oefenen?

Slide 13 - Question ouverte