H9 elektriciteit 9.3 + 9.4

H9 elektriciteit 
9.3 + 9.4
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H9 elektriciteit 
9.3 + 9.4

Slide 1 - Diapositive

LESUUR 1


Uitleg 9.3  schakelen met een relais
* Wat is een relais + de werking ervan + in de praktijk
LESUUR 2


Uitleg 9.4
elektronische schakelingen
+ Quiz over H9

Slide 2 - Diapositive

9.3 Schakelen met een relais
9.3.1 Je kunt de onderdelen beschrijven waaruit een elektromagneet is opgebouwd.
9.3.2 Je kunt uitleggen hoe een elektromagneet een stroomkring kan inschakelen.
9.3.3 Je kunt met symbolen tekenen hoe je een relais in een schakeling opneemt.
9.3.4 Je kunt toelichten hoe een relais wordt toegepast in een automatische schakeling.
9.3.5 Je kunt uitleggen hoe je een reedcontact in een schakeling als sensor gebruikt.

Slide 3 - Diapositive

elektromagneet
Een elektromagneet is een speciaal soort magneet.
De elektromagneet bestaat uit een spoel (ronde koperdraad) + ijzeren kern
Als er stroom door de draad loopt, 
wordt hij magnetisch!

Slide 4 - Diapositive

Elektromagneet
Drie manieren om een elektromagneet sterker te maken
  • Meer windingen in de spoel.
  • Grotere stroom.
  • Een weekijzeren kern toevoegen

Slide 5 - Diapositive

 een relais

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

De werking van een relais.
anker

Slide 8 - Diapositive

De werking van een relais.

Slide 9 - Diapositive

De werking van een relais.
LDR
weinig/geen licht -> 
hoge weerstand (R) -> 
weinig stroom (I)

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Reedcontact 
  • Wordt gebruikt als schakelaar / sensor
  • schakelaar die werkt op een magneet
  • Magneet bij reedcontact => stroomkring gesloten

Toepassingen:
  • positie/niveau sensor
  • fietscomputer/ km-teller
  • Lift teller

Slide 12 - Diapositive

Aan de slag
Maak 9.3 opgave: 
1, 3, 5, 6 en 9 

Slide 13 - Diapositive

9.4
Elektronische schakelingen

Slide 14 - Diapositive

9.4 elektronische schakelingen
9.4.1 Je kunt overeenkomsten en verschillen tussen een transistor en een relais benoemen.
9.4.2 Je kunt uitleggen wanneer een transistor schakelt van UIT naar AAN (en andersom).
9.4.3 Je kunt schakelingen tekenen waarin een transistor als schakelaar wordt gebruikt.
9.4.4 Je kunt toelichten hoe een schakeling met een transistor als schakelaar werkt.
9.4.5 Je kunt beschrijven hoe je elektrische energie in een condensator kunt opslaan.
9.4.6 Je kunt toelichten hoe een condensator in een schakeling wordt toegepast.

Slide 15 - Diapositive

Transistor

Slide 16 - Diapositive

Transistor

Slide 17 - Diapositive

Werking transistor
Drie aansluitpunten
 1) collector (C)
 2) basis (B)
 3) emitter (E)

Kleine stroom B naar E,
grote stroom C naar E

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Lien

Geen signaal
Geen stroom van basis naar emitter —>
Geen stroom van basis naar emitter
Wel signaal
Zwakke stroom van basis naar emitter —>
Grote stroom van basis naar emitter

Slide 20 - Diapositive

Werking transistor
Inbraak alarm

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Wat betekent LDR
A
Licht Door Resistent
B
Light Dependant Resistor
C
Ligt Daar te Rusten
D
Langs De Regenboog

Slide 25 - Quiz

Waarop reageert een LDR
A
op licht, hoe meer licht des te lager is de weerstand
B
op licht, hoe minder licht des te lager is de weerstand
C
op warmte, hoe meer warmte des te lager is de weerstand
D
op warmte, hoe minder warmte des te lager is de weerstand

Slide 26 - Quiz

Als er licht schijnt op een LDR wat gebeurt er dan
A
Niets
B
De weerstand wordt groter
C
De weerstand wordt kleiner

Slide 27 - Quiz

Wat betekent NTC
A
Niet te concentreren
B
Nader te communiceren
C
Negatief te communiceren
D
Negatieve Temperatuur Coëfficiënt

Slide 28 - Quiz

Waarop reageert een NTC
A
op licht, hoe meer licht des te lager is de weerstand
B
op licht, hoe minder licht des te lager is de weerstand
C
op warmte, hoe meer warmte des te lager is de weerstand
D
op warmte, hoe minder warmte des te lager is de weerstand

Slide 29 - Quiz

Hoe heet een schakelaar die werkt met een permanente magneet?
A
Relais
B
Reedcontact
C
Transistor
D
Dynamo

Slide 30 - Quiz

Een relais werkt als volgt:
A
Het verhoogt of verlaagt de spanning van 10.000V naar 230V
B
Is een elek. magnetische schakelaar. Door spanning door een spoel kan je een andere stroom inschakelen.
C
Een elektrisch schakelcontact in een glazen buisje dat bediend wordt door een magnetisch veld.

Slide 31 - Quiz

Hoeveel "pootjes" heeft de transistor?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 32 - Quiz

Een TRANSISTOR heeft 3 belangrijke punten: B,C,E
A
B is BASIS, C is COLLECTOR, E is ENERGIE
B
B is BASIS, C is CAPACITEIT, E is ENERGIE
C
B is B-STROOM, C is COLLECTIEF, E is EMITTER
D
B is BASIS, C is COLLECTOR, E is EMITTER

Slide 33 - Quiz

Hoe loopt de hoofdstroom in een transistor?
A
Van emitter naar collector
B
Van emitter naar basis
C
Van basis naar collector
D
Van collector naar emitter

Slide 34 - Quiz

Aan de slag 
Maak 9.3 opgave: 
1, 3, 5, 6 en 9 

Maak 9.4 opgave:
1, 3, 5, 8, 9 en 10

Slide 35 - Diapositive