9.4 Elektronische schakelingen

H9: Schakelingen 
  • § Introductie voorkennis

  •           § 9.1 Weerstanden
  •           § 9.2 LDR en NTC
  •           § 9.3 Schakelen met een relais 
  •           § 9.4 Elektronische schakelingen

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H9: Schakelingen 
  • § Introductie voorkennis

  •           § 9.1 Weerstanden
  •           § 9.2 LDR en NTC
  •           § 9.3 Schakelen met een relais 
  •           § 9.4 Elektronische schakelingen

Slide 1 - Diapositive

Terugblik 
  1. Je kunt de onderdelen beschrijven waaruit een elektromagneet is opgebouwd.
  2. Je kunt uitleggen hoe een elektromagneet een stroomkring kan inschakelen.
  3. Je kunt met symbolen tekenen hoe je een relais in een schakeling opneemt.
  4. Je kunt toelichten hoe een relais wordt toegepast in een automatische schakeling.
  5. Je kunt uitleggen hoe je een reedcontact in een schakeling als sensor gebruikt.

Slide 2 - Diapositive

Wat is de functie van het relais?
A
Het relais meet de spanning
B
Het relais werkt als spanningsdeler
C
Het relais meet de stroomsterkte
D
Het relais werkt als schakelaar

Slide 3 - Quiz

Hoe noemt men het volgende symbool:

A
Voltmeter
B
LDR
C
Schakelaar
D
Spanningsmeter

Slide 4 - Quiz

Een deurbelbeveiliging wordt met een
reedcontact op de deurpost gemaakt.
Als de deur opengaat, beweegt
de magneet van het reedcontact af.
a. Het reedcontact staat hierdoor in de
A
AAN-stand
B
UIT-stand

Slide 5 - Quiz

Een deurbelbeveiliging wordt met een
reedcontact op de deurpost gemaakt.
Als de deur opengaat, beweegt
de magneet van het reedcontact af.
b. De stroom door de basis neemt daardoor
A
toe
B
af

Slide 6 - Quiz

Leerdoelen 9.4: Elektronische schakelingen
  1. Je kunt overeenkomsten en verschillen tussen een transistor en een relais benoemen.
  2. Je kunt uitleggen wanneer een transistor schakelt van UIT naar AAN (en andersom).
  3. Je kunt schakelingen tekenen waarin een transistor als schakelaar wordt gebruikt.
  4. Je kunt toelichten hoe een schakeling met een transistor als schakelaar werkt.
  5. Je kunt beschrijven hoe je elektrische energie in een condensator kunt opslaan.
  6. Je kunt toelichten hoe een condensator in een schakeling wordt toegepast.

Slide 7 - Diapositive

Transistor
Een transistor is net als de diode en de led een halfgeleider. 
Een transistor kun je gebruiken als automatische schakelaar, net als een relais.

 Een transistor heeft verschillende voordelen:
• Een transistor is kleiner dan een relais.
• Een transistor is goedkoper dan een relais.
• Een transistor verbruikt minder elektrische energie dan een relais.


Slide 8 - Diapositive

Transistor
Transistor heeft 3 aansluitingen: 

- de collector (C)
- de basis (B)
- de emitter (E)

De stroom loopt alleen van de collector naar de emitter als er stroom op de basis staat 

Slide 9 - Diapositive

Transistor
Transistor heeft 3 aansluitpunten:
Basis
Collector
Emitter

Door een transistor kunnen twee stromen lopen:
• van de basis naar de emitter,
• van de collector naar de emitter.

Slide 10 - Diapositive

Werking transistor

Slide 11 - Diapositive

Werking transistor

Slide 12 - Diapositive

Transistor



De stroom door de basis bepaalt of de transistor uit- of aanstaat.
De transistor staat in de UIT-stand als de stroom door de basis nul of bijna nul is. Er kan dan ook geen stroom lopen van de collector naar de emitter (afbeelding).

Slide 13 - Diapositive

Transistor



De transistor staat in de AAN-stand als er een kleine stroom door de basis loopt. Er kan dan een veel grotere stroom lopen van de collector naar de emitter (afbeelding). Zo kun je een apparaat aanzetten dat je op de collector hebt aangesloten.

Slide 14 - Diapositive

Transistor

Slide 15 - Diapositive

Schakelen met een transistor
  • In het bovenste plaatje is het inbraakalarm (het slingerende lijntje) heel. Omdat er tussen A en B een weerstand zit, gaat hier geen stroom heen. Het is makkelijker om door het alarm te stromen.
  • In het onderste plaatje is het inbraakalarm verbroken (bijvoorbeeld een raam kapot gemaakt. Hierdoor gaat de stroom van A naar B en dan naar E. Nu kan er ook stroom van C naar E en zal er een zoemer afgaan.

Slide 16 - Diapositive

De automatische straatlantaarn

Slide 17 - Diapositive

De ventilatorschakeling
Condensator                                                          Symbool
Schakelonderdeel waarin snel een kleine hoeveelheid elektrische energie kan worden opgeslagen.

Slide 18 - Diapositive

Een schakeling met condensator
Als je de schakelaar
sluit laadt de condensator op. Als je hem opent blijft de lamp branden op de stroom van de condensator.

Slide 19 - Diapositive

Ventilatorschakeling

Slide 20 - Diapositive

Afsluiting: we weten....
  1. Je kunt overeenkomsten en verschillen tussen een transistor en een relais benoemen.
  2. Je kunt uitleggen wanneer een transistor schakelt van UIT naar AAN (en andersom).
  3. Je kunt schakelingen tekenen waarin een transistor als schakelaar wordt gebruikt.
  4. Je kunt toelichten hoe een schakeling met een transistor als schakelaar werkt.
  5. Je kunt beschrijven hoe je elektrische energie in een condensator kunt opslaan.
  6. Je kunt toelichten hoe een condensator in een schakeling wordt

Slide 21 - Diapositive

Ik snap de leerdoelen:
Je kunt overeenkomsten en verschillen tussen een transistor en een relais benoemen.
Je kunt uitleggen wanneer een transistor schakelt van UIT naar AAN (en andersom).
Je kunt schakelingen tekenen waarin een transistor als schakelaar wordt gebruikt.
Je kunt toelichten hoe een schakeling met een transistor als schakelaar werkt.
Je kunt beschrijven hoe je elektrische energie in een condensator kunt opslaan.
Je kunt toelichten hoe een condensator in een schakeling wordt
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje....

Slide 22 - Quiz

Huiswerk
Huiswerk:
Maken paragraaf 9.4 

Slide 23 - Diapositive