Grammatica oefentoets

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van consumeren?
A
Consument
B
Geconsumeerde
C
Consumptie
1 / 27
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van consumeren?
A
Consument
B
Geconsumeerde
C
Consumptie

Slide 1 - Quiz

Wat zijn geen stoffelijke bijvoeglijk naamwoorden
A
Kartonnen
B
Rode
C
Stalen
D
Plastic

Slide 2 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van: tof?

Slide 3 - Question ouverte

Wat is bijvoeglijk naamwoord van: financieel?

Slide 4 - Question ouverte

Sleep alle woorden naar het juiste vak.
Dit is een bijvoeglijk naamwoord.
Dit is geen bijvoeglijk naamwoord.
huis
leuk
buurt
Rheeze
verbaasd
ronde
ramen
geverfde

Slide 5 - Question de remorquage

Welk bijvoeglijke naamwoord is fout gespeld?
FOUT
het verlate feest
het verlaatte feest
de te beantwoorde vraag
de aanbrekende dag

Slide 6 - Question de remorquage

"Moeilijk" in de zin "De vraag is moeilijk." is een bijvoeglijk naamwoord.
Dat klopt!
Dat is fout!
Geen idee...

Slide 7 - Sondage

bijvoeglijke naamwoorden
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
lege
gevulde
metalen
kunststoffen
plastic

Slide 8 - Question de remorquage

lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
zelfstandig naamwoord
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
computeren
zilveren
mooie
meisje
de

Slide 9 - Question de remorquage

blauwe
langzame
mooie
jas
tafel
fiets
Bijvoeglijk naamwoord
de
het
Zelfstandignaamwoord
Onbepaald lidwoord
Bepaald lidwoord
een

Slide 10 - Question de remorquage

Ik kan het bijvoeglijk naamwoord herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Sondage

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 12 - Question de remorquage

Sleep de persoonsvorm in dit blok
In paniek
belde
hij
112.

Slide 13 - Question de remorquage

Hoe achterhaal je het onderwerp?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?

De docent vindt dit een heel leuk onderwerp.

Slide 15 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm en het onderwerp? 
Sleep naar de goede plek.
persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)

Kun

je

wijnvlekken

met zout

verwijderen?

Slide 16 - Question de remorquage

persoonsvorm
onderwerp
wil
Ik 
De hond
geef
een koekje
hem
er een.

Slide 17 - Question de remorquage

Wat is het onderwerp?
Loïs en Jos zoeken samen informatie.
A
zoeken
B
samen
C
Loïs
D
Loïs en Jos

Slide 18 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Ik geef een cadeau.
A
ik
B
geef
C
een cadeau
D
cadeau

Slide 19 - Quiz

Wat is het onderwerp in deze zin?

Het bekende Nederlandse televisieprogramma van John de Mol bestaat al meer dan vijf jaar.
A
meer dan vijf jaar
B
Het bekende Nederlandse televisieprogramma
C
Het bekende Nederlandse televisieprogramma van John
D
Het bekende Nederlandse televisieprogramma van John de Mol

Slide 20 - Quiz

Ik kan het onderwerp van een zin vinden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Sondage

"Martijn had een tien voor zinsontleding."

In de bovenstaande zin is "Martijn" het onderwerp.
A
Juist
B
Niet juist

Slide 22 - Quiz

Mijn zus | geeft veel geld aan kleding | uit.
A
Deze zinsontleding is goed.
B
Deze zinsontleding is fout.

Slide 23 - Quiz

Is deze zin goed verdeeld in zinsdelen?
Vandaag / starten we / met / grammatica.
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz

De timmerman | sloeg | de spijker | in de plank.
A
Deze zinsontleding is goed.
B
Deze zinsontleding is fout.

Slide 25 - Quiz

Grammatica: ontleden
Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?
'Op 11 mei starten in onze regio de scholen weer.'
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 26 - Quiz

Ik kan zinnen ontleden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Sondage