3.09 Huishoudelijke verzorging en werkzaamheden rondom het huis

Hoe zit je er vandaag bij? Loop je op schema, lukt het met de opdrachten en hoe gaat het op stage?
1 / 51
suivant
Slide 1: Question ouverte
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Hoe zit je er vandaag bij? Loop je op schema, lukt het met de opdrachten en hoe gaat het op stage?

Slide 1 - Question ouverte

Geef een korte samenvatting van de vorige les. Welke onderwerpen hebben we besproken?

Slide 2 - Question ouverte

Wat betekent persoonlijke verzorging
A
Het verzorgen van cliënten zodat ze gezond leven.
B
Alles wat nodig is om het lichaam gezond te houden
C
Zorgen dat het eigen lichaam schoon is
D
Proberen zo goed en gezond mogelijk te eten.

Slide 3 - Quiz

Waar staat de letters ADL voor?
A
Activiteiten voor een Degelijk Leven
B
Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen
C
Algemene Doelstellingen Levensverwachting
D
Arbeidsondersteuning bij het Dagelijks Leven

Slide 4 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van ADL-Handelingen? Noem drie voorbeelden.

Slide 5 - Question ouverte

Noem vier momenten waarbij je een client helpt met uitkleden?

Slide 6 - Question ouverte

Wat betekent toiletgang en zindelijkheid?

Slide 7 - Question ouverte

Menstruatie en ongesteld zijn betekent hetzelfde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Wat is het verschil tussen een tampon en een maandverband?

Slide 9 - Question ouverte

Maak de zin verder af. Cliënten die incontinent zijn, kunnen hun ...... Daarom gebruiken deze cliënten ............

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Diapositive

Waar denk jij aan als het gaat om de huishoudelijke verzorging?

Slide 12 - Carte mentale

Huishoudelijke verzorging
Het schoonhouden van ruimtes in een woning of instelling. Sommige cliënten kunnen dit helaas niet meer en hierbij kunnen ze je hulp goed gebruiken.

Slide 13 - Diapositive

Het is de taak van de vrouw om thuis het huis schoon te houden?
Ja, Het enige recht van de vrouw is het aanrecht
Nee. De man moet ook gewoon het huishouden doen?

Slide 14 - Sondage

Inhoud
  1. Kenmerken droog en nat huishoudelijk werk;
  2. Schoonmaakmiddelen;
  3. Voorschriften en protocollen;
  4. Milieu en duurzaamheid;
  5. Aandachtspunten bij huishoudelijk werk;
  6. Langer zelfstandig met hulpmiddelen.

Slide 15 - Diapositive

Kenmerken droog en nat huishoudelijk werk;
  • Materialen voor DROOG huishoudelijk werk  (geen water); Stofdoek en Stofdoekspray, Plumeau, Ragebol en Veger, Vloerwisser, Stoffer en Blik, Stofzuiger en Kruimeldief.
  • Materialen voor NAT huishoudelijk werk (wel water); Emmer, spons en zeem, raamtrekker, vloertrekker, borstel om mee te boenen, mop met emmer en dweil, vloerwisser, werkdoeken, afwaskwast. 

Slide 16 - Diapositive

Schoonmaakmiddelen
  • Vloeistoffen waar je de oppervlakken beter schoon krijgt dan alleen met water. Vele verschillende merken, lees eerst altijd gebruiksaanwijzing.
  • Chloor  is een bleekmiddel en een desinfectans en reageert sterk op andere middelen.
  • Houdbaarheidsdatum.
  • Meng nooit schoonmaakmiddelen met elkaar!

Slide 17 - Diapositive

Waarschuwingssymbolen
  • Plaatjes of symbolen die zeggen wat het gevaar van he product is. 
  • Ook symbolen hoe je een product veilig moet gebruiken.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Wat houdt het waarschuwingssymbool oxiderend in?
A
Product kan bij opname via de mond of de huid of bij inademen mogelijk kankerverwekkend zijn
B
Producten die – als ze in het milieu terecht komen – schadelijk zijn voor de organismen.
C
Product kan bij contact met andere (brandbare) stoffen heftig reageren en ervoor zorgen dat die stoffen gaan branden.
D
Product kan bij opname door de mond, via de huid of bij inademen ernstig gevaar opleveren en dodelijk zijn.

Slide 20 - Quiz

Voorschriften en protocollen
  • Het gebruik en de opslag van schoonmaakmiddelen in instellingen zijn gebonden aan regels (protocollen). 
  • Veilig bewaren door producten bij elkaar te zetten, op een donkere plaats, heb niet te grote hoeveelheden, lekbak, ventileer en sluit de ruimte af voor cliënten.
  • Moeilijk te openen omdat er een bepaalde verleiding is bij kinderen en cliënten. Opletten tijdens het schoonmaken.

Slide 21 - Diapositive

Hoe bewaar je een product veilig?

Slide 22 - Question ouverte

Milieu en duurzaamheid
  • Gebruik ScMa spaarzaam en nooit meer dan nodig. Slecht voor het milieu. 
  • Bedden opmaken en verschonen (ramen open, na luchten opmaken, minder kans op schimmels en huisstofmijt ).
  • Bed verschonen, regelmatig in overleg met cliënten.

Slide 23 - Diapositive

Voordat je een schoonmaakmiddel gebruikt, wat is dan belangrijk om te doen?
A
Een slok nemen en proeven
B
De gebruiksaanwijzing lezen
C
Ruiken of die wel lekker ruikt
D
Niks, gewoon gebruiken zonder erbij na te denken.

Slide 24 - Quiz

Aandachtspunten bij huishoudelijk werk.
  • Planning; structuur en volgorde.
  • Huisdieren; vaker schoonmaken.
  • Koud of warm water.

Slide 25 - Diapositive

Huisdieren horen thuis in een instelling waar cliënten wonen of verblijven.
Ja, een huisdier is brengt veel vreugde met zich mee
Nee, een huisdier is onhygiënisch.

Slide 26 - Sondage

Langer zelfstandig met hulpmiddelen
Woning aanpassen om de zelfstandigheid en bewegingsvrijheid van de cliënt te bevorderen. Een planning maken met de client om te kijken of het werkt. Cliënten met weinig inspanning kun je de werk in gedeeltes laten doen. Clienten kunnen door een beperking niet meer een bepaalde handeling verrichten, ga samen opzoek naar hulpmiddelen. BV Verlengde steel, Groter formaat, doekwringers, niet meer bukken

Slide 27 - Diapositive

Een medewerker loopt naar de schoonmaakkast en pakt een vloerwisser. Wat is er waarschijnlijk aan de hand?
A
Er ligt speelgoed op de vloer
B
Er ligt natte modder op de vloer
C
Er ligt zand op de vloer
D
Er ligt zand op het tapijt

Slide 28 - Quiz

Waarom moet je het bed van een client verschonen, luchten en opmaken?
A
Minder kans op schimmels
B
Een schoon bed is beter voor de bloedcirculatie
C
Een schoon bed staat gezelliger
D
De client kan in een schoon bed langer slapen

Slide 29 - Quiz

Werkzaamheden rondom het huis
Als beroepskracht draag je niet alleen zorg voor de client maar ook voor zijn omgeving.

Slide 30 - Diapositive

Waar denk jij aan als het gaat om werkzaamheden rondom het huis?

Slide 31 - Carte mentale

Inhoud
  1. Textiel verzorgen
  2. Wassen
  3. Vlekken 
  4. Drogen van wasgoed
  5. Zorg dragen voor kamerplanten
  6. Zorg dragen voor huisdieren
  7. Voorraadbeheer

Slide 32 - Diapositive

Textiel verzorgen

  • Opslaan, wassen, drogen en strijken van wasgoed.
  • Textiel (al wat geweven is, bestaat uit draden). De grondstof waarvan textiel wordt gemaakt noem je vezels. 3 soorten.
  • Plantaardige vezels (95 GR.);
  • Dierlijke vezels (20-40 GR.)
  • Synthetische vezels (max. 40 GR.)

Slide 33 - Diapositive

Wat verstaan we onder textiel verzorgen?

Slide 34 - Question ouverte

Wassen
  • Is niet alleen het verwijderen van vlekken, ook het opslaan, sorteren, drogen, vouwen en strijken hoort hierbij.
  • De vuile was bewaar je totdat je de was gaat doen, bewaar het koel en droog, nat zorgt voor schimmels.
  • Voor het wassen: zakken legen, kleding binnenstebuiten, haakjes en knopen.
  • Was sorteren op wassymbool en verschillende wasmiddelen (vloeibaar, waspoeder, wastabletten, wastabs en wasparels).
  •  Synthetisch wasmiddel (aardolie als grondstof) wordt veel gebruikt en schuimt weinig. Wasmiddel op zeepbasis gebruik je als vlekkenmiddel. Wasverzachter, voelt zachter aan en minder statisch. Kans op huidirritatie en schadelijk voor milieu.
  • Milieubewust (16 procent van al het water)

Slide 35 - Diapositive

Ik heb genoeg ervaring met betrekking tot het wassen en alles wat daarbij komt kijken.
Ja, voldoende ervaring.
Nee. Ik woon nog thuis of heb een hulpje

Slide 36 - Sondage

Vlekken
  • Een opeenhopping van vuil noem je een vlek en elke vlek heeft een eigen behandeling nodig.
  • Zo snel mogelijk, vlek droog lastiger te verwijderen.
  • Specifieke vlekken: Vetvlekken (afwasmiddel), modder en gras (extra wasmiddel), bloedvlekken (koud water), fruitsappen (koud water, wit kan je bleken)  

Slide 37 - Diapositive

Drogen van wasgoed.
Verschillende manieren om de was te drogen;
  • De goedkoopste en meest milieubewuste is de was te laten drogen aan de lijn, droogmolen of wasrekje; meer tijd en ruimte
Er zijn twee verschillende soorten droogtrommels;
  • Een afvoerdroger blaast de waterdamp die naar buiten en een condensdroger vangt deze op in een bakje. Veel drogers hebben een ingebouwde sensor of een tijdsblok.

Slide 38 - Diapositive

Noem 1 voor- en 1 nadeel van het drogen van je was aan een lijn?

Slide 39 - Question ouverte

Strijken
Vouwen is een snelle manier van was verwerken die niet snel kreukt. Met strijken verwijder je de kreukels uit textiel.
  • Kleding ziet er netter uit,  platter en neemt minder ruimte in beslag, het dood bacteriën. 
Bij het strijken is de strijktemperatuur belangrijk, niet alle kleding is te strijken.
Er zijn twee soorten stoomstrijkijzers: met en zonder stoomgenerator. 

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Vidéo

Verzorgen van kamerplanten
Planten geven sfeer en gezelligheid. Planten zetten ook dagelijks gas, licht en water om in zuurstof. Ze dragen dus bij aan een beter leefklimaat. Kamerplanten hebben verzorging nodig. 
  • Wil je planten correct verzorgen, verdiep je dan in de soort en weet wat ze nodig hebben om goed te groeien.
  • Planten waarvan het blad of de bloem vergiftigingsverschijnselen kan veroorzaken (De kerstster, de klimop of de clivia).

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Vidéo

Verzorgen van huisdieren
Samen met de cliënt zorg dragen voor een huisdier kan ontspanning brengen, een huiselijk gevoel geven en een educatief doel hebben. een motivatie zijn om de deur uit te gaan 
  • Een huisdier binnen een instelling: instemming, allergieën, aandacht, tijdsinvestering, ruimte en financiële mogelijkheden

Alle huisdieren hebben verzorging nodig!

Slide 44 - Diapositive

Waar moet men rekening mee houden als er een huisdier komt binnen een instelling? (6 antwoorden)

Slide 45 - Question ouverte

Voorraadbeheer
In een instelling heb je te maken met verschillende voorraden. Zoals:
Verzorgingsmiddelen, bv verband, pleisters en incontinentiemateriaal
Huishoudelijke artikelen, bv. hagelslag, koffie en suiker
Schoonmaakartikelen, bv.wasmiddel, schuursponsjes en vlekkenmiddel
Gebruiksartikelen, bv verf, klei, servetten, papier en speelgoed.
Registratielijsten: Hierop houd je bij hoeveel materiaal is aangeschaft, verbruikt en besteld. Voordeel en Nadeel?
De kleine voorraad waarmee je dagelijks of wekelijks werkt, noem je de werkvoorraad (Theezakje). Een grote voorraad noem je een buffervoorraad (Printpapier).
FIFO: FIRST IN FIRST OUT

Slide 46 - Diapositive

Waar staat de afkorting FIFO voor en geef een korte omschrijving.

Slide 47 - Question ouverte

Wat is textiel?
A
Geweven materiaal
B
Natuurlijk materiaal
C
Geperst materiaal
D
Verworven materiaal

Slide 48 - Quiz

Wat voor doel kan een huisdier hebben binnen een instelling?

Slide 49 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen een werkvoorraad en een buffervoorraad?

Slide 50 - Question ouverte

Opdracht:
Ga in gesprek met een persoon op leeftijd en of beperking. Vraag naar:  de huishoudelijke verzorging, waar loopt hij tegen aan, waar heeft hij hulp bij nodig en wat gaat juist goed. Vraag vooral door! Neem de opdracht mee in je blokportfolio...

Slide 51 - Diapositive