Lezen H5 (functiewoorden)

Lezen H5
Functiewoorden
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Lezen H5
Functiewoorden

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Signaalwoorden
Functiewoorden

Slide 2 - Diapositive

Na deze les:
  • weet ik wat functiewoorden zijn;
  • begrijp ik het verschil tussen signaalwoorden en functiewoorden;
  • kan ik functies van delen van een tekst benoemen.

Slide 3 - Diapositive

Welke signaalwoorden ken je?

Slide 4 - Carte mentale

Signaalwoorden
Signaalwoorden in een tekst zorgen voor structuur, samenhang en verbinding

Deze woorden zorgen ervoor dat je een tekstverband makkelijker herkent. 

Slide 5 - Diapositive

Functiewoorden
Functiewoorden kun je koppelen aan een stukje tekst. Zo'n stukje tekst is een tekstgedeelte dat binnen een tekst een bepaalde functie vervult. Een tekstgedeelte kan een alinea zijn, maar ook een stukje van een alinea of juist meerdere alinea's. Functiewoorden staan dus niet letterlijk in een tekst.

Slide 6 - Diapositive

Functiewoorden
De functie van een tekstdeel kun je vaak in één woord samenvatten. Die woorden noemen we functiewoorden.

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld functiewoorden

Stel je voor: je leest een betoog. In de inleiding geeft de schrijver zijn mening over gamende jongeren. Hij zegt: ''Jongeren gamen tegenwoordig veel te veel!'' Bij deze alinea past dan het functiewoord 'stelling' of 'standpunt'. Verderop in dit betoog wordt een onderbouwing gegeven van deze stelling. De schrijver zegt hier: 'Gamen heeft een slechte invloed op de slaap van de jeugd.' Aan de alinea waar dit wordt verteld, kun je het functiewoord 'argument' koppelen. Als in de volgende alinea dit argument verder wordt uitgewerkt, past daar het functiewoord 'uitwerking' bij. In het slot herhaalt deze schrijver nogmaals zijn stelling en zijn argumenten daarbij. Hier past dan het functiewoord 'samenvatting' bij.

Slide 8 - Diapositive

Aanbeveling
Aanleiding
Constatering
Probleemstelling
Uitwerking
Verklaring
Afweging
Anekdote
Definitie
Nuancering
Tegenwerping
Vraagstelling

Slide 9 - Diapositive

Voorbeelden van functiewoorden
Argument: Feiten of voorbeelden waarmee je een stelling probeert te bewijzen
Conclusie: Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver
Standpunt: Mening / stelling van de schrijver
Voorbeeld: Er wordt iets verduidelijkt aan de hand van een voorbeeld
Aanbeveling:  een schriftelijk of mondeling verslag waarin een bepaald persoon, product of dienst positief gewaardeerd wordt
Aanleiding: Dat wat de schrijver tot het schrijven van de tekst aanzette.
Constatering: Vaststelling van een feit of verschijnsel
Gevolg: Wat uit iets voortvloeit
Oorzaak: vertelt je waaróm iets gebeurt. Het geeft de aanleiding of de start van iets weer


Slide 10 - Diapositive

Voorbeelden van functiewoorden
Oplossing: antwoord op een vraagstuk of probleem
Probleemstelling: Formulering van een probleem met de bedoeling het te gaan oplossen
Samenvatting: Korte weergave van de belangrijkste inhoud van een tekst
Tegenwerping: Jouw opvatting over iets stellen tegenover de mening van een ander.
Uitwerking: Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp

Slide 11 - Diapositive


Welk functiewoord past bij deze omschrijving?
De schrijver geeft goede raad in een tekstdeel en doet bijvoorbeeld een suggestie voor de oplossing van een probleem.
A
Constatering
B
Uitwerking
C
Aanbeveling
D
Aanleiding

Slide 12 - Quiz


Welk functiewoord past bij deze omschrijving?
De schrijver geeft extra, vaak meer gedetailleerde informatie over iets wat hij eerder heeft genoemd, over een stelling of over een verschijnsel.
A
Constatering
B
Uitwerking
C
Aanbeveling
D
Aanleiding

Slide 13 - Quiz


Welk functiewoord past bij deze omschrijving?
De schrijver geeft aan over welk probleem (een deel van) zijn tekst gaat. Hij benoemt en omschrijft dat probleem.
A
Uitwerking
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Probleemstelling

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Wat is het bijbehorende functiewoord?
A
Aanbeveling
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Verklaring

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Wat is het bijbehorende functiewoord?
A
Probleemstelling
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Verklaring

Slide 18 - Quiz

Signaalwoorden en Functiewoorden
Signaalwoorden in een tekst zorgen voor structuur, samenhang en verbinding tussen alinea's.

Een functiewoord geeft de functie van een tekstdeel aan.

Slide 19 - Diapositive

Aan de slag...
Maak opdracht 1 en 2 van het onderdeel Lezen van hoofdstuk 5.
In je boek is de beste manier.
Huiswerk voor volgende les.

Slide 20 - Diapositive

Lesdoelen behaald?
  • Ik weet wat functiewoorden zijn.
  • Ik begrijp het verschil tussen signaalwoorden en functiewoorden.
  • Ik kan functies van delen van een tekst benoemen.

Slide 21 - Diapositive