week 2 - Test Yourself chapter 3 (woordjes, stones en grammar)

Welkom!
Welcome
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Welcome

Slide 1 - Diapositive

Welcome
  • Pak een Chromebook.
  • Ga rustig zitten.
  • Start de Chromebook op.
  • Ga naar LessonUp en meld je aan met de code.

Slide 2 - Diapositive

Vocabulary

Slide 3 - Diapositive

Welk woord is de Engelse betekenis van

uitbreiden
A
to manufacture
B
to mention
C
to expand
D
to shape

Slide 4 - Quiz

Welk woord is de Engelse betekenis van

breed
A
rapid
B
manuallly
C
widely
D
brilliant

Slide 5 - Quiz

Welk woord is de Engelse betekenis van

waarschuwing
A
technology
B
manually
C
warning
D
appliance

Slide 6 - Quiz

Welk woord is de Engelse betekenis van

bibliotheek
A
library
B
city hall
C
office
D
laboratory

Slide 7 - Quiz

Wat betekent het woord "downside" in deze zin

The downside to walking the dog is picking up his poo!
A
voordeel
B
tegenstelling
C
luxe
D
nadeel

Slide 8 - Quiz

Wat betekent het woord "impressive" in deze zin

The show was quite impressive.
A
saai
B
indrukwekkend
C
vriendelijk
D
echt

Slide 9 - Quiz

Wat betekent het woord "source" in deze zin

What's the source of this information?
A
opdracht
B
informatie
C
bron
D
oefening

Slide 10 - Quiz

Wat betekent het woord "retail" in deze zin

Good customer service skills are important in retail.
A
administratie
B
sport
C
handel, winkelwerk
D
horeca

Slide 11 - Quiz

Wat is het Engelse woord voor
aandacht

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het Engelse woord voor
batterij

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het Engelse woord voor
reageren

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het Engelse woord voor
invoegen

Slide 15 - Question ouverte

Welk woord past bij deze omschrijving?
"a toy in the shape of a person or animal that you can move with strings or by putting your hand inside"
A
car
B
puppet
C
appliance
D
brick

Slide 16 - Quiz

Welk woord past bij deze omschrijving?

"a small piece of equipment that does a particular job, especially a new type"
A
remote control
B
tool
C
gadget
D
battery

Slide 17 - Quiz

Welk woord past bij deze omschrijving?

"a shape with four equal sides and four 90° angles"
A
circle
B
angle
C
triangle
D
square

Slide 18 - Quiz

Welk woord past bij deze omschrijving?

"someone who competes in a competition"
A
police officer
B
teacher
C
contestant
D
scientist

Slide 19 - Quiz

Welk woord past bij deze omschrijving?

"a large cupboard for keeping clothes in"
A
bungalow
B
wardrobe
C
bathroom
D
shed

Slide 20 - Quiz

                         Stones

Slide 21 - Diapositive

Wat is de Engelse vertaling van deze zin?

Ik geloof dat we ooit insecten zullen eten in restaurants.
A
Could you tell me how this smartphone works?
B
I believe this app can record your results.
C
I believe that we will be eating insects at restaurants someday.
D
Could you eat insects at a restaurant someday?

Slide 22 - Quiz

Wat is de Engelse vertaling van deze zin?

Kun je me vertellen hoe deze smartphone werkt?
A
Could you tell me how this smartphone works?
B
I believe this smartphone can record your results.
C
I believe that we will be using smartphones at restaurants someday.
D
Could you tell me how this tablet works?

Slide 23 - Quiz

Wat is de Engelse vertaling van deze zin?

Auto's zullen voornamelijk rijden op zonne-energie.
A
Cars will mostly run on electricity.
B
Trains will mostly run on electricity.
C
Trains will mostly run on solar energy.
D
Cars will mostly run on solar energy.

Slide 24 - Quiz

Wat is de Engelse vertaling van deze zin?

Deze telefoon is luxe, maar niet heel praktisch.

Slide 25 - Question ouverte

Wat is de Engelse vertaling van deze zin?

Uiteindelijk zal virtual reality de wereld veranderen.

Slide 26 - Question ouverte

Wat is de Engelse vertaling van deze zin?

Hoe zal de technologie zich ontwikkelen in de komende jaren?

Slide 27 - Question ouverte

                         Grammar
Use the present perfect:
have/has + voltooid deelwoord

Slide 28 - Diapositive

Maak de zin af. Gebruik de present perfect.

Karen _________ (to send) me an email

Slide 29 - Question ouverte

Maak de zin af. Gebruik de present perfect.

Dave and Pat _________ (to visit) the museum.

Slide 30 - Question ouverte

Maak de zin af. Gebruik de present perfect.

I _________ (to be) at the pet shop.

Slide 31 - Question ouverte

Maak de zin af. Gebruik de present perfect.

They _________ already ________ (to pack) their backpacks.

Slide 32 - Question ouverte

Maak de zin af. Gebruik de present perfect.

Marcus ________ (to have) an accident.

Slide 33 - Question ouverte

Maak de zin af. Gebruik de present perfect.

We ___________ (to do) the shopping for our grandmother.

Slide 34 - Question ouverte

Maak de zin af. Gebruik de present perfect.

I ________ just ________ (to clean) my bike.

Slide 35 - Question ouverte

Maak de zin af. Gebruik de present perfect.

_________ Emily _________ (to paint) her room?

Slide 36 - Question ouverte

Maak de zin af. Gebruik de present perfect.

Lisa and Colin ________ (to go) to a concert.

Slide 37 - Question ouverte

Maak de zin af. Gebruik de present perfect.

My friends ___________ (to give up) smoking.

Slide 38 - Question ouverte

Hoe goed ken je chapter 3?
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Sondage

Done!

Slide 40 - Diapositive