over taal opdr 5 tm 8 (SLR)

blok 4 
Over taal
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 150 min

Éléments de cette leçon

blok 4 
Over taal

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het einde van deze les:
- weet je wanneer je 'dan' en 'als' op de goede manier kunt gebruiken en toepassen. 
- ken je het begrip 'vaktaal' en kun je voorbeelden noemen. 

Slide 2 - Diapositive

DAN
'Dan'  gebruik je bij een vergrotende trap.

Bijvoorbeeld:
Hij is groter dan ik.
Die jurk is mooier dan deze. 
Ik verdien meer geld dan mijn vrienden.

Slide 3 - Diapositive

DAN
'Dan'  gebruik je bij ander, andere en anders

Bijvoorbeeld:
Het is anders dan ik dacht.

Slide 4 - Diapositive

ALS
'Als'  gebruik je na 'net zo' en 'even'

Bijvoorbeeld:
Hij is net zo klein als ik.
Zij is even groot als mijn zusje.

Slide 5 - Diapositive

ALS
'Als'  gebruik je na 'niet zo'

Bijvoorbeeld:
Mijn slaapkamer is niet zo groot als die van jou.


Slide 6 - Diapositive

ALS
'Als'  gebruik je na 'drie keer / vier keer zo

Bijvoorbeeld:
Een paard is vier keer zo groot als een hond.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Hij net zo groot ... ik.
A
dan
B
als

Slide 9 - Quiz

Ben jij groter ... ik?
A
als
B
dan

Slide 10 - Quiz

Kees is groter ... Jan.
A
als
B
dan

Slide 11 - Quiz

Bram is groter ... Luuk.
A
dan
B
als

Slide 12 - Quiz

Hanneke is even groot ... Karin.
A
dan
B
als

Slide 13 - Quiz

Zij is veel aardiger ... ik dacht.
A
als
B
dan

Slide 14 - Quiz

Zijn zusje is groter ... hij

Slide 15 - Question ouverte

Mijn vader heeft een beter betaalde baan ... de buurman.

Slide 16 - Question ouverte

De ene mentor is veel strenger ... de andere.

Slide 17 - Question ouverte

Mijn buurt is net zo gevaarlijk ... de buurten die je altijd op TV ziet.

Slide 18 - Question ouverte

Deze soep smaakt net zo lekker ... die van mijn moeder.

Slide 19 - Question ouverte

Die TV is groter ... die van ons.

Slide 20 - Question ouverte

vaktaal
Elk vak heeft eigen woorden. Een bakker praat over 'chocoladewerk' en de kapper over 'stylen'. 
De fietsenmaker heeft het over een 'naaf' en de juf van rekenen heeft het over 'vermenigvuldigen' en 'delen'. 
De juf van Nederlands heeft het over 'hoofdzaken en bijzaken'. 

Taal die bij een vak hoort noemen we 'vaktaal'

Slide 21 - Diapositive

een scherpe hoek
een huis op de hoek

Slide 22 - Diapositive

Huiswerk
Maak opdr. 5 - 7 -  8 
blz 183-185

Slide 23 - Diapositive