Over Taal blok 4 2KT

Over taal - Blok 4
2KT
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Over taal - Blok 4
2KT

Slide 1 - Diapositive

Theorie (als / dan)
Gebruik dan na:
  • de vergrotende trap: meer dan, kleiner dan, mooier dan
  • ander, andere en anders: het is anders dan ik dacht



Gebruik als na:
  • net zo en even: net zo groot als, even mooi als
  • niet zo: niet zo groot als
  • drie keer, vier keer zo: vier keer zo groot als






Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Deze trui vind ik mooi/mooier als/dan die.

A
mooi/als
B
mooier/als
C
mooi/dan
D
mooier/dan

Slide 4 - Quiz

Boontjes vind ik net zo lekker/lekkerder als/dan doperwten.

A
lekker/als
B
lekker/dan
C
lekkerder/als
D
lekkerder/dan

Slide 5 - Quiz

Onze televisie is even groot/groter als/dan jullie televisie.

A
groot/als
B
groot/dan
C
groter/als
D
groter/dan

Slide 6 - Quiz

Mijn scooter rijdt snel/sneller als/dan die van jou.

A
snel/als
B
snel/dan
C
sneller/als
D
sneller/dan

Slide 7 - Quiz

als of dan?
Zij is echt veel slimmer als/dan ik.
A
als
B
dan

Slide 8 - Quiz

als of dan?
Mevrouw de Vries heeft meer geduld als/dan meneer Jansen.
A
als
B
dan

Slide 9 - Quiz

Als of dan?
Ik vind voetbal net zo leuk als/dan basketbal.

A
als
B
dan

Slide 10 - Quiz

Kies uit als of dan.
Mijn tas is zwaarder als/dan die van jou.


A
als
B
dan

Slide 11 - Quiz

Kies uit 'ik' of 'mij'

Hij maakt de toets beter dan ...
A
ik
B
mij

Slide 12 - Quiz

Vul in: als of dan en ik of mij

Jij hebt veel meer tijd ….. ik/mij.
A
als ik
B
dan ik
C
als mij
D
dan mij

Slide 13 - Quiz

Theorie (vaktaal)
Elk beroep heeft woorden die speciaal bij dat vakhoren. Zulke woorden noem je vaktaal.

Als mensen met hetzelfde beroep vaktaal gebruiken, begrijpen ze elkaar snel. Maar voor buitenstaanders is die vaktaal vaak moeilijk te begrijpen. 

Slide 14 - Diapositive

permanenten, touperen, krulsterkte

Bij welk beroep worden de woorden gebruikt?

Slide 15 - Question ouverte

diagnose, fractuur, infectie

Bij welk beroep worden de woorden gebruikt?

Slide 16 - Question ouverte

een luier, een rompertje, zindelijkheidstraining

Waar worden deze vaktaalwoorden gebruikt?

Slide 17 - Question ouverte

afstellen, uitlijnen en een kleine beurt

Waar worden deze vaktaalwoorden gebruikt?

Slide 18 - Question ouverte

ingrediënten, een snufje zout en een gerecht garneren

Waar worden deze vaktaalwoorden gebruikt?

Slide 19 - Question ouverte

En nu werken jullie!

Slide 20 - Diapositive