3hv Zinsdelen les 1

3hv Grammatica zinsdelen
les 1 
(een opfrislesje)
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

3hv Grammatica zinsdelen
les 1 
(een opfrislesje)

Slide 1 - Diapositive

Deze les:
  1. Wat gaan we doen tot de zomer?
  2. Wat moet je leren voor de toets woordsoorten?
  3. Wat voor vragen kan je verwachten op die toets?
  4. Start grammatica zinsdelen 
    herhaling stappenplan en voorzetselvoorwerp
  5. Inzien boekopdracht 2 kan donderdag

Slide 2 - Diapositive

Wat staat er (waarschijnlijk) nog op de planning?

  1. Toets woordenschat (volgende week 16 mei)
  2. Grammatica zinsdelen (vandaag een opfrisles)
  3. Toets lezen H1-H5 (start na toets woordsoorten)
    (allen h5 is nieuw: functiewoorden)
  4. Oefenen voor de taaltoets
  5. Toetsweek: taaltoets (werkwoordspelling, meervoudsvormen, samenstellingen, grammatica zinsdelen, grammatica woordsoorten, formuleren)

Slide 3 - Diapositive

Hoe kan je je voorbereiden op de toets woordsoorten?
(Weging 20)
1. Leer de woorden uit de woordenlijst
2. Zorg dat je de stijlfiguren kent en herkent
  • hyperbool (ik verga van de honger)
  • understatement (dat is een aardig optrekje) en litotes
  • eufemisme (problemen met de stoelgang)
  • pleonasme (De witte sneeuw, het dode lijk)
  • tautologie (vast en zeker, want...immers) en contaminatie

Slide 4 - Diapositive

Wat voor vragen krijg je op de toets woordenschat havo?
  • Theorievragen: welke bewering is waar? (zoals: bij een hyperbool wordt iets groter, mooier of indrukwekkender voorgesteld.)
  • Stijlfiguren:
    Noteer per zin de woorden die een stijlfiguur vormen én schrijf de naam van de stijlfiguur erachter. Kies uit: eufemisme, hyperbool en understatement. 
    Dezelfde soort vragen bij zinnen over tautologie en pleonasme.
  • Woorden:
    Vul een passend woord of een passende uitdrukking in in de volgende zinnen. Kies uit: bescheiden – campagne – een beroep doen op, etc.
  • Meerkeuzevragen: wat betekent het volgende woord? Betekenis A, B, C of D.
  • Bij welke zin past de uitdrukking [...], zin A, B, C of D

Slide 5 - Diapositive

Wat voor vragen krijg je op de toets woordenschat vwo?
  • Theorievragen: Is deze bewering juist of onjuist? (zoals: bij een hyperbool wordt iets groter, mooier of indrukwekkender voorgesteld.)
  • Stijlfiguren:
    In de zin [...] staat een A eufemisme B hyperbool C litotes D understatement.
    (of andere stijlfiguren die je moet kennen) (let op: versierend en foutief pleonasme!)
  • Woorden:
    Wat is de betekenis van [...woord uit de woordenlijst]?
    Noteer een synoniem voor [...woord uit de woordenlijst]
    Is [...woord] in onderstaande zin juist gebruikt?

Slide 6 - Diapositive

Nieuw onderwerp: grammatica zinsdelen
Bij grammatica bekijk je taal als een systeem van taalregels.
Hoe kan je een goede zin maken en een zin goed begrijpen?
Dit kan op twee niveaus:
  1. woordsoorten
  2. zinsdelen

Slide 7 - Diapositive

Nieuw onderwerp: grammatica zinsdelen
Bij grammatica bekijk je taal als een systeem van taalregels.
Hoe kan je een goede zin maken en een zin goed begrijpen?
Dit kan op twee niveaus:
  1. woordsoorten
  2. zinsdelen

Slide 8 - Diapositive

Nieuw onderwerp: grammatica zinsdelen
Invullen inventarisatie voorkennis zinsdelen

Slide 9 - Diapositive

Nieuw onderwerp: grammatica zinsdelen
  1. woordsoorten
  2. zinsdelen

Ik            schrijf een  zin    op     het   bord.
p.vnw      zww    lw    zn     vz       lw      zn

Slide 10 - Diapositive

Nieuw onderwerp: grammatica zinsdelen
  1. woordsoorten
  2. zinsdelen 

zin 1:
Ik schrijf een zin op het bord.

(Probeer de zin te ontleden,
gebruik het stappenplan blz. 259)

  • persoonsvorm,
  • onderwerp,
  • werkwoordelijk gezegde,
  • naamwoordelijk gezegde,
  • lijdend voorwerp,
  • meewerkend voorwerp,
  • bijwoordelijke bepaling,
  • bijvoeglijke bepaling,
  • voorzetselvoorwerp.

Slide 11 - Diapositive

1. Zoek de persoonsvorm (pv). Zet de zin in een andere tijd; het ww dat verandert, is de pv.
of: Maak van de zin een vraag; het ww dat vooraan komt te staan, is de pv.
2. Doe de zinsdeelproef.
Kijk welke woorden je samen voor de pv kunt zetten; deze vormen samen een zinsdeel.
Zet streepjes tussen de zinsdelen.
3. Zoek het onderwerp (ow). Vraag: wie/wat + pv?; het antwoord is het ow.
of: Verander de pv van getal (enkelvoud/ meervoud); het ow verandert dan mee.
4. Benoem het werkwoordelijk gezegde (wg). Zoek alle ww in de zin die met de pv een logisch geheel vormen.
5. Zoek het lijdend voorwerp (lv). Vraag: wat/wie + wg + ow?; het antwoord is het lv.
6. Zoek het meewerkend voorwerp (mv).
Vraag: aan/voor wie + wg + ow + lv?; het antwoord is het mv.
Let op: alleen als je aan/voor kunt weglaten of toevoegen, is het zinsdeel een mv.
7. Zoek de bijwoordelijke bepaling(en) (bwb). Waar?, Waarheen?, Waarom? Hoe? 

Slide 12 - Diapositive

Samen oefenen met stappenplan blz. 259
Zin 1:
Ik | schrijf | een zin | op het bord.
ow   pv/wg          lv              bwb

Zin 2:
Kasper heeft de pantoffels van Jos verstopt in de wasmand.



Slide 13 - Diapositive

Samen oefenen met stappenplan blz. 259
Zin 2:
Kasper | heeft | de pantoffels van Jos | verstopt |in de wasmand.
Ow           pv/wg                  lv                                  wg                  bwb

(let op: een lv begint nooit met een voorzetsel)

Is er een ook bijvoeglijke bepaling?


Slide 14 - Diapositive

Samen oefenen met stappenplan blz. 259
Zin 2:
Kasper | heeft | de pantoffels van Jos | verstopt |in de wasmand.
Ow           pv/wg                  lv                                  wg                  bwb

(let op: een lv begint nooit met een voorzetsel)

Is er een ook bijvoeglijke bepaling? 


Een zinsdeelstuk dat extra informatie geeft bij een zelfstandig naamwoord.

Slide 15 - Diapositive

Samen oefenen met stappenplan blz. 259
Zin 2:
Kasper | heeft | de pantoffels van Jos | verstopt |in de wasmand.
Ow           pv/wg                  lv                                  wg                  bwb

Zin 3:
Layla geeft haar zusje de oude playstation voor haar verjaardag.

Slide 16 - Diapositive

Samen oefenen met stappenplan blz. 259
Zin 3:
Layla | geeft | haar zusje | de oude playstation | voor haar verjaardag.
ow        pv/wg            mv                                 lv                                bwb

Bijvoeglijke bepalingen?

Slide 17 - Diapositive

Samen oefenen met stappenplan blz. 259
Zin 3:
Layla | geeft | haar zusje | de oude playstation | voor haar verjaardag.
ow        pv/wg            mv                                 lv                                bwb

Bijvoeglijke bepalingen?
haar (bij zusje)
oude (bij playstation)
haar (bij verjaardag)

Slide 18 - Diapositive

Samen oefenen met voorzetselvoorwerp blz. ?
Lezen: theorie blz. ?

  • Ik sta te wachten op de trein (= voorzetselvoorwerp)
  • Ik sta te wachten op het perron (= bijwoordelijke bepaling)

Slide 19 - Diapositive

Samen oefenen met voorzetselvoorwerp blz. 259
Lezen: theorie blz. 259

  • Ik sta te wachten op de trein
    Bijwoordelijke bepaling >>>

Slide 20 - Diapositive

Zelf oefenen, ontleed de volgende zinnen op papier
(werk stil! kom je er niet uit? Fluister met je buur)
  1. Heb jij weleens aan een politieagent de weg gevraagd?
  2. De verliezende finalisten gaf de secretaris van de vereniging een zilveren plak.
  3. Zullen veel tv-kijkers na de uitzending het zieke jongetje een kaartje sturen?
  4. Morgen gaan we met z’n allen oma feliciteren met haar zestigste verjaardag.
  5. Kun jij gemakkelijk wennen aan nieuwe docenten?

Slide 21 - Diapositive

Nakijken opdracht 1 blz. 259
  • 1 pv = heb
  • ow = jij
  • wg = heb gevraagd
  • lv = de weg
  • mv = aan een politieagent
  • bwb = weleens

Slide 22 - Diapositive

Nakijken opdracht 1 blz. 259
  • 4 pv = gaf
  • ow = de secretaris van de vereniging
  • wg = gaf
  • lv = een zilveren plak
  • mv = De verliezende finalisten
  • bwb =


Slide 23 - Diapositive

Nakijken opdracht 1 blz. 259
  • 6 pv = zullen
  • ow = veel tv-kijkers
  • wg = zullen sturen
  • lv = een kaartje
  • mv: het zieke jongetje
  • bwb = na de uitzending



Slide 24 - Diapositive

Nakijken opdracht 2 blz. 260
  • 1 pv = gaan
  • ow = we
  • wg = gaan feliciteren
  • vv = met haar zestigste verjaardag
  • (Morgen / gaan / we / met z’n allen / oma / feliciteren / met haar zestigste verjaardag.)

Slide 25 - Diapositive

Nakijken opdracht 2 blz. 260
  • 6 pv = kun
  • ow = jij
  • wg = kun wennen
  • vv = aan nieuwe docenten
  • (Kun / jij / gemakkelijk / wennen / aan nieuwe docenten?)

Slide 26 - Diapositive

Wat jullie al gehad zouden hebben in 2 havo:
  • persoonsvorm,
  • onderwerp,
  • werkwoordelijk gezegde,
  • naamwoordelijk gezegde,
  • lijdend voorwerp,
  • meewerkend voorwerp,
  • bijwoordelijke bepaling,
  • bijvoeglijke bepaling,
  • voorzetselvoorwerp.
Wat daar de komende lessen bij komt:
  • persoonsvorm,
  • onderwerp,
  • werkwoordelijk gezegde,
  • naamwoordelijk gezegde,
  • lijdend voorwerp,
  • meewerkend voorwerp,
  • bijwoordelijke bepaling,
  • bijvoeglijke bepaling,
  • voorzetselvoorwerp,
samengestelde zinnen:
  • hoofd- en bijzinnen aangeven,
  • soorten bijzinnen benoemen

Slide 27 - Diapositive