quiz vragen over klinisch redeneren

quiz vragen over klinisch redeneren
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
VerzorgingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

quiz vragen over klinisch redeneren

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke uitspraak omschrijft klinisch redeneren het beste?
A
Met diverse disciplines een diagnose stellen door te overleggen.
B
Vaardigheid om eigen competenties te koppelen aan medische kennis.
C
Vaardigheid om eigen observaties te koppelen aan medische kennis.
D
In staat zijn om na te denken over complicaties bij een ziektebeeld.

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is klinisch redeneren?
A
Methode om informatie te ordenen
B
Methode om informatie te verzamelen voor verpleegplan.
C
Methode om gezondheidstoestand te observeren
D
Methode om zorg- situatie te analyseren en acties in te zetten

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het doel van klinisch redeneren
A
onderbouwd tot een beslissing komen welke zorg voor een zorgvrager nodig is
B
de zorgvrager observeren en uitslagen doorgeven aan de arts
C
de vitale functies van de zorgvrager controleren voor de juiste zorg
D
bij niet-pluis gevoel de arts raadplegen, zodat zorgvrager de juist zorg krijgt

Slide 4 - Quiz

antwoord:
A
Uit hoeveel stappen bestaat het Klinisch redeneren?
A
4
B
7
C
8
D
6

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De 3e stap van klinisch redeneren is?
A
Nabeschouwing
B
Oriëntatie op de situatie
C
Aanvullend onderzoek
D
Klinisch beleid

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke stap van het klinisch redeneren zou je de EWS score kunnen gebruiken?
A
Stap 1. Oriënteren op de situatie
B
Stap 2; probleemstelling
C
Stap 3: aanvullend onderzoek
D
stap 4: beleid

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Met welk instrument breng je een vitaal bedreigde zorgvrager in beeld?
A
ABCDE
B
SCEGS
C
DOS
D
ICF

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke afkorting van onderstaande is een manier van communiceren?
A
USER
B
MEWS
C
EBP
D
SBAR(R)

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar staan de letters van SBAR voor
A
situatie, behandeling, anatomie, respons
B
situatie, achtergrond, beoordeling, aanbeveling
C
situatie, bedreiging, analyse, respons
D
situatie, bedreiging, anatomie, reactie

Slide 10 - Quiz

situatie, behandeling, analyse, respons
antwoord B
De verpleegkundige vraagt de arts of ze alvast een katheter kan inbrengen. Bij welke fase hoort dit?
A
Situation
B
Background
C
Assesment
D
Recommendation

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Client van Veen:

- Pols van 120
- Tensie 170/50
- Temp 38,2
- Ademhaling 15
- Suf 

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de MEWS van Van Veen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

waar staat de L voor in het VALTIS model
A
legalisatie
B
lokalisatie
C
laminatie
D
liquidatie

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Voor welke zorgvragers is een DOS score geschikt
A
oudere zorgvragers met parkinson
B
oudere zorgvragers met diabetes
C
oudere zorgvragers met beginnende dementie
D
oudere zorgvragers met een verhoogd valrisico

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarvoor wordt de VAS score gebruikt
A
om pijn te meten
B
om jeuk te meten
C
om misselijkheid te meten
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

welke polsslag is normaal
A
50 sl/ minuut
B
120 sl/minuut
C
40 sl/ minuut
D
80 sl/ minuut

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat is een afwijkende temperatuur
A
36.6
B
37.1
C
39.3
D
37.5

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

bij hoeveel punten bij de EWS moet je de arts al inlichten
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

in welk orgaan wordt een hysteroscopie gedaan
A
blaas
B
longen
C
hart
D
baarmoeder

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

waarvoor staat de afkorting ECG
A
encefalo confusio gram
B
electro cardio gram
C
electrische conturio graaf
D
electric critical gram

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat wordt er bekeken bij een bronchoscopie
A
nieren
B
blaas
C
longen
D
lever

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat is auscultatie?
A
iets bekloppen met je vingers
B
iets betasten met je handen
C
iets beluisteren met een stethoscoop
D
iets inspecteren met je ogen

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

waarvoor staat de FAST
A
face, arm, speech, time
B
face, arm, second, time
C
face, arterie, sepsis, trachea
D
face, arterie, second, tumor

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

welk onderzoek wordt verricht voor een darmonderzoek
A
thoraxfoto
B
ERCP
C
colonscopie
D
MRI scan

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

waarvoor staat de letter C in de ABCDE methode
A
cerebri
B
criteria
C
circulatie
D
contusio

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

welke uitslag zegt wat over je ontstekingswaarde in het bloed
A
CRP
B
LDH
C
HB
D
HT

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions