Gebruik van het woordenboek

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Het gebruik van een woordenboek

Kijk mee!

Kijk naar het filmpje en let goed op...

Er volgen zo meteen vragen over de inhoud van het filmpje.

1. Welk van de onderstaande woorden vind ik WEL in het woordenboek?

1. afkortingen
2. verkleinwoord
3. zelfstandig naamwoord - enkelvoud
4. zelfstandig naamwoord - meervoud

2. De dame in het filmpje heeft het over de infinitief van een werkwoord. Wat is een infinitief eigenlijk?

1. vervoeging
2. de stam van een werkwoord
3. de ik-vorm
4. het hele werkwoord

3. Er wordt steeds gesproken over de context. Wat is de context?

1. betekenis
2. samenhang
3. verband
4. achtergrond

Wat is de infinitief van het werkwoord in de zin?

De infinitief is het hele werkwoord.

12. Ein kostenfreies Parkticket gilt 10 Minuten.

1. gilt
2. gilten
3. gelten

Der Inhalt ist darauf abgestimmt...

1. sein / abstimmt
2. sein / abstimmen
3. seid / gestimmt
4. sind / abgestimmen

Es gibt keine Strafen, ein Team auszuschließen

1. gibst / zuschließen
2. geben / ausschließen
3. gibt / ausschließt

Was stimmt mit dem 1. Absatz überein?

1. übereinstimmt
2. einstimmen
3. übereinstimmen

Samengestelde zelfstandige naamwoorden

Knip ze in stukjes 

Notfallanleitung

1. Notfall + Anleitung
2. Not + Fallanleitung

Übernachtungsgäste

1. Übernachtung + Gast
2. Übernachtung + Gäste

De belangrijkste strategie vooraf:

Knip de 

Dreitagebart

1. drei + Tage + Bart
2. drei + Tag + Bart
3. Dreitage + Bart