Les 1

1 / 25
suivant
Slide 1: Vidéo
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Benodigdheden elke les
  • Rekenmachine
  • Pen en potlood
  • Boek

Slide 2 - Diapositive

Afspraken/regels
  • Bij binnenkomst je eigen plaats opzoeken, spullen op tafel leggen
  • Altijd pen, rekenmachine en boek mee
  • Het opgegeven huiswerk is gemaakt
  • Je bent stil tijdens de les als daarom gevraagd wordt
  • Als je iets wilt zeggen steek je eerst je vinger op!
  • Lokaal netjes houden: geen eten en drinken in de les
  • In de leswisselingen naar de wc/spullen uit kluisje halen
  • Je bent op tijd in de les
  • Je hebt respect voor de docenten EN voor elkaar!

Slide 3 - Diapositive

Verwachtingen van docent
  • er is een goede (onderlinge) sfeer in de les
  • we doen goed mee met de les
  • we luisteren goed naar elkaar en reageren niet steeds op elkaar
  • iedereen doet zijn best voor economie

Slide 4 - Diapositive

Geld en economie
2e klas

Slide 5 - Diapositive

Geld en economie
Les 1: geld moet rollen
2e klas
Geld
  • munten
  • bankbiljetten
  • geld op betaalrekeningen
  • elektronisch geld
Geld
  • chartaal geld
  • giraal geld
  • elektronisch geld
Functies geld
  • betaalmiddel
  • spaarmiddel
  • rekenmiddel

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Slide 8 - Vidéo

Geld en economie
Valuta
2e klas
Valuta
een officieel betaalmiddel in een land
Voorbeelden
  • euro
  • dollar
  • pond
  • yen
Notatie
  • officieel teken ervoor
  • bedrag erna
  • afronden op 2 decimalen

Slide 9 - Diapositive

Geld en economie
Eurogebied
2e klas
2012
  • Duitsland
  • Ierland
  • Nederland
  • Griekenland
  • Finland
  • Luxemburg
  • Oostenrijk
  • Portugal
  • Spanje
  • Belgie
  • Italie
  • Frankrijk
daarna
  • Slovenie
  • Malta
  • Slowakije
  • Cyprus
  • Estland
  • Letland
  • Litouwen
  • Kroatië

Slide 10 - Diapositive

Geld en economie
Euromunt
2e klas
voordelen
  • je hoeft niet meer om te rekenen
  • gezamenlijke band
  • geld wisselen hoeft niet meer
munten
  • € 2,-
  • € 1,-
  • € 0,50
  • € 0,20
  • € 0,10
  • € 0,05
  • € 0,02
  • € 0,01

Slide 11 - Diapositive

tijd voor de opdrachten
2e klas

Slide 12 - Diapositive

Geld en economie
Welke uitspraken zijn juist?
  • geld kan van een heleboel materialen gemaakt zijn
  • geld is een handig ruilmiddel
  • geld moet zijn waarde in de toekomst behouden
  • met geld kun je sparen, betalen, ruilen of rekenen
2e klas
Opdracht 1
Ze zijn alle vier juist

Slide 13 - Diapositive

Geld en economie
Als je geld op je rekening laat staan, heb je na een aantal jaar meer geld. Dan gebruik je geld als een SPAAR middel.

Je gaat naar een schoenenwinkel en koopt sneakers. Je hebt geld nu gebruikt als een BETAAL/RUIL middel.
2e klas
Opdracht 2

Slide 14 - Diapositive

Geld en economie
2e klas
Opdracht 3
Het briefje van 20 komt 
uit Suriname.

Het briefje van 2000 komt uit Japan.

Slide 15 - Diapositive

Geld en economie
Officiële euroteken is afbeelding 3
2e klas
Opdracht 4

Slide 16 - Diapositive

Geld en economie
De volgende landen hebben de euro als valuta:


2e klas
Opdracht 5
Spanje
Groot-Brittanië
Zweden
Italië
Zwitserland
Tsjechië
Turkije
Finland
België
Slowakije
Malta
Ierland

Slide 17 - Diapositive

Geld en economie

Groot-Brittanië heeft Ponden
Zweden heeft Zweedse-Kronen
Zwitserland heeft Zwitserse-Franken
Tsjechië heeft Tsjechische-Kronen
Turkije heeft de Turkse-Lira
2e klas
Opdracht 6

Slide 18 - Diapositive

Geld en economie
 € 11,45
 € 16.459,-
 € 1,19
 € 2,20
 € 1,50
 € 3,67
2e klas
Opdracht 7

Slide 19 - Diapositive

Geld en economie
Op de Europese kant van de munt staan:
  • B  een cijfer
  • C  het eurogebied
  • de 12 sterren van de Europese Unie 
2e klas
Opdracht 8

Slide 20 - Diapositive

Geld en economie
Voordelen euro:
je hoeft niet meer om te rekenen
gezamenlijke band
geld wisselen hoeft niet meer

Dus antwoord C
2e klas
Opdracht 9

Slide 21 - Diapositive

Geld en economie
De Europese Centrale Bank regelt alles met betrekking tot de euro.

Antwoord C is juist
2e klas
Opdracht 10

Slide 22 - Diapositive

Geld en economie
Kenmerken goed betaalmiddel:
  • waarde blijft gelijk
  • met een goed betaalmiddel kun je veilig betalen

Antwoord B is juist
2e klas
Opdracht 11

Slide 23 - Diapositive

Geld en economie
De totale waarde van alle euromunten bij elkaar opgeteld:
€ 2,- + € 1,- + € 0,50 + € 0,20 + € 0,10 + € 0,05 + € 0,02 + € 0,01
= € 3,88


2e klas
Opdracht 12

Slide 24 - Diapositive

Geld en economie
EUR 1 = NLG 2,20371  

Gevraagd hoeveel euro is er bij 1 gulden
dus EUR? = NLG 1


2e klas
Opdracht 13
NLG
Nederlandse Gulden
(die was er voor de euro)
om van 2,20371 naar 1 te gaan moet je dus delen door 2,20371.
Je moet dus ook de ene euro hierdoor delen!

Het antwoord is dan 0,45378022
Wat afgerond EUR 0,45 wordt.

Slide 25 - Diapositive