V2- Unité 5

Unité 5-VWO 2
Les objectifs du chapitre
Na deze unité kun je: 
  • iemand beschrijven
  • beschrijven hoe mensen er vroeger uitzagen 
  • beschijven hoe iets was (film, festival, etc. )
(page 50 tb)
Decris-moi...
Théorie
  • Grammaire révision §3: het delend lidwoord
  • Apprendre 3: de imparfait
  • Apprendre 6: het bijvoeglijk naamwoord, bijzondere gevallen
  • Apprendre 8: mettre
  • GR révision §26.22: prendre
PTA
Leerstof Toetsweek
Klas 2 VVO (1 cijfer, weging 3)
☐ Apprendre 1 + 2 Fa-Ne van Unité 1 t/m 5
☐ Apprendre 3 (imparfait) van Unité 5
☐ être + avoir + aller + faire + pouvoir + vouloir + ER-werkwoorden (présent + passé composé + imparfait)
☐ Leestoets
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Unité 5-VWO 2
Les objectifs du chapitre
Na deze unité kun je: 
  • iemand beschrijven
  • beschrijven hoe mensen er vroeger uitzagen 
  • beschijven hoe iets was (film, festival, etc. )
(page 50 tb)
Decris-moi...
Théorie
  • Grammaire révision §3: het delend lidwoord
  • Apprendre 3: de imparfait
  • Apprendre 6: het bijvoeglijk naamwoord, bijzondere gevallen
  • Apprendre 8: mettre
  • GR révision §26.22: prendre
PTA
Leerstof Toetsweek
Klas 2 VVO (1 cijfer, weging 3)
☐ Apprendre 1 + 2 Fa-Ne van Unité 1 t/m 5
☐ Apprendre 3 (imparfait) van Unité 5
☐ être + avoir + aller + faire + pouvoir + vouloir + ER-werkwoorden (présent + passé composé + imparfait)
☐ Leestoets

Slide 1 - Diapositive

KLASREGELS
  • Telefoons bewaar je in je tas. Eten en drinken doe je in de pauze. Je hebt je jas uit, en petje af.
  • Het gebruik van Chromebook: alleen als de docent daar opdracht toe geeft.
  • Je moet vragen of je van je plaats af mag, of je mag opstaan, of je door de klas moet lopen.
  • Je zit recht op je stoel en doet mee met de les.
  • Wanneer gevraagd moet je in stilte werken en je hand opsteken als je een vraag hebt. 
  • Je mag pas weg als de bel gaat.
  • Respecteer het schoolmeubilair. 
V2B
V2D

Slide 2 - Diapositive

Qu'est ce que nous allons faire?
Mardi 21  mai 2019
 
  1. Regarder la vidéo d'introduction + quiz klassical 
  2. Lire Couleur locale: "Le tour du monde en français "
  3. Devoirs ex. 1BC -2- 3              10min
   Eindtoets U4  bespreken         25min
timer
15:00

Slide 3 - Diapositive

Décris-moi...
Jeudi 23 mai 2019

  1. Corriger ex. 1BC -2- 3 .   +woordpictionary A1     15min
  2. Lire Texto 1 p.53       + audio ex. 4      10min
  3. Faire individuellement ex. 5-6           15 min
  4. Jouer à Quizletlive A1-2
timer
10:00
Le mariage de Valentine et Nordine. p.53

Slide 4 - Diapositive

Décris-moi...
Mardi 28 mai 2019

  1. Corriger ex. 5-6         répéter A2                      5min
  2.  Révision Het delend lidwoord                                                                                        A3 L'imparfait (vidéo)  pptx  
  3. Faire ensemble ex. 9ab  + individuellement ex. 7 (§2) 8, 10,11 

timer
10:00

Slide 5 - Diapositive

Décris-moi...
Mardi 4 juin 2019

  1. Corriger ex. 7-8-10-11                                        10min
  2. Bingo!        K!       Quizlet voca Toetsweek


timer
15:00
Een foutenanalyse is cruciaal, van fouten leert je het meest en een fout kan worden in een leerkans getransformeerd.
Loto: maak twee rasters van 9 lege hokjes. Vul in de hokjes de raster met de gevoelens.
Daarna twee keer bingo spelen. 

U leest willekeurig de gevoelens op en de leerlingen kruisen ze aan in hun raster, totdat er iemand is met een volle kaart.

Qu'est ce que tu as appris??
Noem 3 punten die heb je geleerd. 
2punten die vertellen 
1punt die je opnieuw wil bespreken

Slide 6 - Diapositive

Revisions toetsweek!
Mardi 4 juin 2019 . (toetsweek 17 juni) 
20 min in stilte leren | 10min overleggen |15 min test

  1. Alle Apprendre 1 en 2 van Unité 1 t/m 5 ( https://quizlet.com/_6mssrc)
  2. De present, passé composé en imparfait van alle werkwoorden op –er 
  3. De onregelmatige werkwoorden: aller, avoir, être, faire, pouvoir, vouloir (oefenboekje + Carte Orange Verbuga) (De present, passé composé en imparfait ex.11 p.123 wb)
timer
30:00

Slide 7 - Diapositive

Jeux-test





timer
15:00
Loto: maak twee rasters van 9 lege hokjes. Vul in de hokjes de raster met de gevoelens.
Daarna twee keer bingo spelen. 

U leest willekeurig de gevoelens op en de leerlingen kruisen ze aan in hun raster, totdat er iemand is met een volle kaart.

Slide 8 - Diapositive

Revisions toetsweek!
Jeudi 6 juin 2019 (toetsweek 17 juni) 

  1. Present, P.C en imp. --> werkwoorden op-er                       15min                                                                      --> aller, avoir, être, faire, pouvoir, vouloir
  2. Remplir à deux le oefenboekje                                                10min
  3. Faire individuellement  imparfait ex.11 p.123 wb              5min
       K!
       Terminé? --> ga naar Quizlet A1, 2 van Unité 1 t/m 5 
                           --> ga naar Verbuga
timer
10:00
3-2-1 Wat heb je geleerd?
Schrijf op een post-it:

3 dingen die je hebt geleerd 
2 dingen waarover je vragen hebt 
1 ding die je aan de leraar wil zeggen

Slide 9 - Diapositive

hoeveel werkwoorden gebruik je om de passé composé te maken?
Bij vrouwelijke landennamen welke voorzetsel gebruik je ?
Bij mannelijke landennamen welke voorzetsel gebruik je ?
Alle namen van werelddelen zijn mannelijk of vrouwelijk?
Welke hulpwerkwoord gebruik je bij het voltooid deelwoord "été"?
Bij meervoudige landennamen welke voorzetsel gebruik je?
Bij namen van steden en dorpen welke voorzetsel gebruik je?
Wat is de voltooid deelwoord van avoir?
Wat is de voltooid deelwoord van être?
Nederland
Verenigde Staten
Bij "Verenigde Staten" welke voorzetsel gebruik je?
2
en
vrouwelijk
ou
aux
mannelijk
ou
aux
mes
de
eu
1
êtes
avoir
as
Etats-Unis
Pays-Bas
au
été
à
ont

Slide 10 - Question de remorquage

kies de juiste vorm van de passé composé van être.
A
Nous etions été
B
Nous être avons
C
Nous sommes être
D
Nous avons été

Slide 11 - Quiz

Kies de présent van regarder.
A
Nous regardons
B
Nous regarder
C
On regardons
D
Il a regardé

Slide 12 - Quiz

Kies de passé composé van regarder.
A
Paul regarde
B
Il a regarde
C
Vous avec regardez
D
Tu as regardé

Slide 13 - Quiz

Kies de passé composé van être.
A
Nous etions été
B
Nous être avons
C
Nous sommes être
D
Nous avons été

Slide 14 - Quiz

Kies de passé composé van être.
A
Il est été
B
J'ai été
C
Vous avez être
D
Nous avons être

Slide 15 - Quiz

Tekst
Voor mannelijke woorden in het enkelvoud zet je
Voor vrouwelijke woorden in het enkelvoud zet je
Voor woorden in het enkelvoud die beginnen met een klinker of een stomme h zet je
Voor woorden in het meervoud zet je
Na een ontkenning of een woord van hoeveelheid krijg je 
du
de
de la 
des 
de l' 
de le 
de des
de les 
d'
à

Slide 16 - Question de remorquage

Tekst
Het aanwijzend voornaamwoord dat hoort bij een mannelijk woord in het enkelvoud is .....
Het aanwijzend voornaamwoord dat hoort bij een vrouwelijk woord in het enkelvoud is .....
Het aanwijzend voornaamwoord dat hoort bij een woord in het meervoud is altijd......
Het aanwijzend voornaamwoord
Na een klinker of een stomme "h" krijg je..... 
Het delend lidwoord: mannelijk enkelvoud
Het delend lidwoord vrouwelijke enkelvoud
Het delend lidwoord enkelvoud + klinker of stomme h
Het delend lidwoord meervoud
Het delend lidwoord: Na een ontkenning of een woord van hoeveelheid krijg je.... 
ici
cets
cette
ce
mes
cet
tes
cettes
ces
c'
de les
de
de la
de l'
mes
les
des
d'
la
du

Slide 17 - Question de remorquage

Tekst
Tu .... me prêter 20 euros?
.... ..... aller au cinéma ce matin. (pouvoir P.C)
Nous .... avoir plus d'argent de poche.
Elle ... des croissants au petit déjeuner.
Mes parents ne ....pas que j'aille au concert.
Vous ....  ....... devenir président à l'âge de 13ans. (vouloir P.C)
peux
pouvez
j'ai pu
veut
voulons
avoir voulu
peut
avez voulu 
as pouvoir
pouvons
veulent

Slide 18 - Question de remorquage

Tekst
Het werkwoord tomber vervoeg je in de passé composé met......
Het werkwoord chanter vervoeg je in de passé composé met....
Verreweg de meeste werkwoorden die in het Nederlands vervoegt met zijn, vervoeg je in het Frans met....
Het werkwoord avoir vervoeg je met....
Eén belangrijke uitzondering op die regel heb je geleerds in unité 1: het werkwoord être vervoeg je met....
être
avoir
être
avoir
avoir

Slide 19 - Question de remorquage

Tekst
Tu .... ......... à la maison pendant les vacances? (rester) gebleven


Vous ..... .........(partir) weggegaan

Il .... ........... (arriver) aangekomen
Vous ..... ....... des cadeaux à Noël.  (avoir p.c) hebben
Je/j' .... ....... au cinéma avec mon frère. (être p.c) zijn
as resté
es resté
      ai été
avoir rester
êtes parti
avez parti
est arrivé
a arrivés
être arriver
   avez eu
   êtes eu
   avez été

Slide 20 - Question de remorquage

Tekst
Onze heures seize
Neuf heures moins cinq
Dix-huit heures moins le quart
Dix heures et demi 
Onze heures et quart
Minuit vingt
Seize heures quarante-cinq
quatorze heures dix
Midi vingt
5:30
15:30
8:55
11:16
16:45
10:30
22:10
8:25
17:45
11:25
10:50
10:45
00:20
8:30
9:30
18:45
14:10
12:20
8:45
11:15

Slide 21 - Question de remorquage

Tekst
L’équipe de France ...... ............. en finale de rugby. (perdre, p.c.)
Mes voisin .... .......  leur maison. (vendre, p.c)
Nous .... ......... notre argent de poche. (perdre, pc)
Il .....  ........ à toutes les questions du prof. (répondre, p.c)
Ma mère ............. toujours les clés du vélo! (perdre)
ont vendu
a répondu
avons perdu
perdons
a perdu
ont réponde
perd
a répondre
a vendu

Slide 22 - Question de remorquage

Qu'est-ce que tu as appris?

  1. Appr 1 en 2 woorden.



Slide 23 - Diapositive