Svendson: Zweden, puur zakelijk, aanvaardt bloedgeld, denkt dat monopoliepositie onaantastbaar is, opportunist, weet over wapens, maar wil het niet weten
Tabakshandelaar: Oostenrijk, klaagt over wapens te duur, wil zich verdedigen, maar kan wapens niet betalen
Schoenenverkoopster: Tsjechië-Slowakije, puur zakelijke relatie met Svendson, heeft moeite om te betalen
Slide 12 - Diapositive
De klant: Hitler (Duitsland), wil ijzer om wapens te maken, steeds dreigender, scheldt anderen uit, liegt, eist lagere prijs, constant honger (naar macht), start uiteindelijk oorlog
Dame: Frankrijk, heer: Groot-Brittannië, enkel woorden, geen daden, naïef, geloven belofte klant, willen veel bondgenoten, durven niks alleen, grootste klanten van Svendson, maken ook wapens
Slide 13 - Diapositive
Referenties naar historische gebeurtenissen?
Verwijzingen naar aanloop van de Tweede Wereldoorlog
Verwijzingen naar rol van Hitler
Verwijzingen naar houding van de verschillende landen
Slide 14 - Diapositive
Historische achtergrond
Duitsland veroordeeld tot herstelbetaling door Verdrag van Versailles
Hitler aan de macht in 1933 na democratische verkiezingen --> erna: steeds meer macht tot Duitsland = totalitaire staat
Blitzkrieg = snelle, onverwachte aanval
Zweden leverde ijzer aan nazi-Duitsland, beweerde zelf neutraal te zijn
Slide 15 - Diapositive
Verwijzing naar economische crisis
annexatiepolitiek van Hitler
Oostenrijk kon zich niet verweren
Mei 1940, begin WOII
SVEN: Er wordt minder gerookt tegenwoordig
VO: ... dan kan hij zonder die persoon niet meer leven.
VO: Helaas zijn wapens erg duur.
KLANT: ... Weet u, ik ga nu eten halen.
Slide 16 - Question de remorquage
Referenties duidelijk voor publiek in 1939?
JA
NEE
Slide 17 - Sondage
Verandert de houding van Svendson tijdens het stuk?
JA
NEE
Slide 18 - Sondage
Nee, want:
Ziet zichzelf als respectabele zakenman
Wil iedereen te vriend houden
Blijft koppig volhouden: "Weet niet wat met ijzer gebeurt" --> hypocrisie neemt toe
Weet zéér goed wat gaande is (bloed op geld, weet dat Van Oostenrijk is overvallen,...)
Slide 19 - Diapositive
Verandert de situatie van mevrouw Tsjech, meneer Van Oostenrijk en de klant?
JA
NEE
Slide 20 - Sondage
Ja, want:
Van Oostenrijk: wordt overvallen
Mevrouw Tsjech: wordt vermoord
Klant: begint een oorlog
Slide 21 - Diapositive
Bertolt Brecht - hoogtepunten
18 jaar: militaire dienstplicht --> grondige afkeer van oorlog
30 jaar --> verblijf in Berlijn, leert culturele leven kennen, definitieve doorbraak
40-45 jaar --> vlucht uit Duitsland voor nazisme, emigratie naar VS, terugkeer naar Oost-Duitsland
Slide 22 - Diapositive
De 'juiste vragen':
Wat is de zin van oorlog?
Mag je in een conflict neutraal blijven?
Wat verstaan we onder 'moreel juist gedrag'?
Slide 23 - Diapositive
Parabel? Ja, want ...
Parabel = 'vergelijking' of 'gelijkenis'
De handelende figuren zijn mensen
Zedenles wordt niet expliciet vermeld, lezer moet begrijpen op basis van de 'vergelijking'
Slide 24 - Diapositive
Nee, want ...
Toon misschien niet plechtig genoeg?
Bekendste parabels zijn epische en religieuze teksten, geen dramatische en wereldlijke
Slide 25 - Diapositive
Welke inspanning verwacht Brecht van zijn toeschouwers i.v.m. de herkenbaarheid van de personages?
Slide 26 - Question ouverte
Inspanningen
Toeschouwers moeten zich intellectueel inspannen
Toeschouwers moeten kritisch nadenken over politieke situatie
Achterhalen wie de personages voorstellen
Wat is het doel van dat ene, onherkenbare personage 'de klant'?
Slide 27 - Diapositive
"Als de regering ontevreden is over het volk, waarom kiest ze dan geen nieuw volk?"
Slide 28 - Carte mentale
"Als de regering ontevreden is over het volk, waarom kiest ze dan geen nieuw volk?"
Kan niet: regering zit met volk 'opgescheept'
Omgekeerd kan wel: volk kan nieuwe regering kiezen bij ontevredenheid