H3 - elektriciteit Apparaten

• Mens & Natuur
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

hoofdstuk 3-2

• - Aan het eind van deze paragraaf kan ik:
  
• - vertellen wat een elektrische stroom is;
  
• - vertellen welke energiesoorten er bestaan;
  
• - uitleggen dat elektrische apparaten elektrische energie omzetten in een andere soort energie;
  
• - vermogen en rendement uitrekenen.
  
• - energieberekeningen uitvoeren.

Soorten energie

• Elektrische energie
• Bewegingsenergie
• Chemische energie
• Zwaarte-energie
• Kernenergie
• Warmte
• Licht (= vorm van straling)
• Straling (Geluid)

Energie omzetten

Je kunt de ene energievorm omzetten in de andere energievorm.

In een lamp wordt elektrische energie omgezet in warmte en licht.

Bij een kampvuur wordt chemische energie omgezet in thermische energie en stralingsenergie.

3

In een zonnepaneel
wordt stralingsenergie
omgezet in ...

1. chemische energie
2. elektrische energie
3. licht
4. warmte

Welke energie wordt
gebruikt door de
hardlopers?

1. warmte
2. elektrische energie
3. chemische energie
4. bewegingsenergie

In een fietsdynamo
wordt bewegings-
energie omgezet in ...

1. chemische energie
2. elektrische energie
3. licht
4. warmte

Hoeveel energieomzettingen zie je op de afbeelding?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

ELEKTRISCHE ENERGIE

Een stopcontact levert elektrische energie. 

Een verwarmingsapparaat zoals een waterkoker verbruikt elektrische energie en levert warmte.

Hoe noem je de deeltjes die vanuit de batterij door een gesloten stroomkring lopen?

1. Atomen
2. Molekulen
3. Elektronen
4. Koperdeeltjes

Vermogen

Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen. 

Afkorting:

P

De eenheid van vermogen is:

Watt

(W) 

Omrekenen

Vermogen

Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde omzet, noem je vermogen. De eenheid van vermogen is watt.

Energieverbruik = vermogen x tijd

kWh = kW x h

Vermogen - typeplaatje

Een boormachine van 300 watt zal niet zo makkelijk een gat boren als een boormachine van 800 watt. 

Apparaten met een hoger vermogen kunnen meer.

Meer vermogen meer gebruik van elektrische energie. 

Hoe groter het vermogen van een apparaat, hoe meer het apparaat kost om het te gebruiken.

Een typeplaatje vind je vaak achterop of onderop een elektrisch apparaat.Op het typeplaatje vind je het vermogen van een apparaat.

stroom meet je met een

1. stroommeter
2. ampèremeter
3. thermometer
4. voltmeter

0,2 A = ... ?

1. 2 mA
2. 20 mA
3. 200 mA
4. 2000 mA

37 mA = ... ?

1. 3,7 A
2. 0,37 A
3. 0,037 A
4. 0,0037 A

Een ander woord voor stroomkring is

1. spanningsbron
2. symbolen
3. schakeling
4. kring

1 A = .... mA

1. 10 mA
2. 100 mA
3. 1000 mA
4. 10.000 mA

500 W =

1. 500000 kW
2. 5000 kW
3. 5 kW
4. 0,5 kW

Een gloeilamp wordt aangesloten op een spanning van 24 V, de stroomsterkte door de lamp is 5 A. Wat is het vermogen van de lamp?

1. 120 W
2. 4,8 W
3. 0,2 W

Rendement

Geeft aan welk deel van het vermogen nuttig wordt gebruikt.

In procenten!

Rendement

Verhouding tussen de nuttige uitgaande energie en de energie die erin gaat. 

Rendement

Een spaarlamp heeft een rendement van 40%.

Bepaalde                                                                     40% in licht energie

hoeveelheid

energie                                                                         60% in warmte energie

Een rendement van 40% betekent dus dat 40% van de totale gebruikte energie, nuttig gebruikt is.

Rendement berekenen

Rendement wordt uitgedrukt in procenten:

Rendement=

nuttige uitgaande energie

____________________________

totale toegevoegde energie

* 100 %

Rendement - slide 1

• Bij een energieomzetting ontstaan vaak meerdere soorten energie. 
• Het liefst wil je dat alle energie (100%) omzet naar de energiesoort die je nodig hebt. 
• Belangrijk: ENERGIE GAAT NOOIT VERLOREN! 

Een gloeilamp heeft een rendement van 10%. Hoeveel procent energie gaat er dan verloren?

1. 0%
2. 10%
3. 50%
4. 90%