Herhalen thema 2 voeding en vertering havo 3

Herhalen thema 2 voeding en vertering havo 3
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhalen thema 2 voeding en vertering havo 3

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen
- Actief herhalen met bordjes
OF
- Zelf bezig met leren

Slide 2 - Diapositive

Wat is een voedingsmiddel?
A
eiwit
B
vet
C
koekje
D
koolhydraten

Slide 3 - Quiz

Geef de definitie van voedingsstoffen

Slide 4 - Question ouverte

Welke 4 functies hebben voedingsstoffen in je lichaam?

Slide 5 - Question ouverte

Welke 6 groepen voedingsstoffen kennen we?

Slide 6 - Question ouverte

Wat doen voedingsvezels?
A
Zorgen ervoor dat je energie hebt
B
Zorgen ervoor dat je niet ziek wordt
C
Zorgen ervoor dat je darmen goed werken
D
Zorgen ervoor dat je cellen kunt maken

Slide 7 - Quiz

2.1
- Leerdoelen
- Begrippen

Slide 8 - Diapositive

Wat is de functie van het verteringsstelsel?
A
Voedsel fijnmaken zodat voedingsstoffen in het bloed opgenomen kunnen worden
B
Opnemen van zuurstof uit de lucht en afgeven van koolstofdioxide aan de lucht
C
Vervoeren van bloed met zuurstof en voedingsstoffen naar alle organen
D
Zorgen dat alle organen goed werken en kunnen samenwerken

Slide 9 - Quiz

Wat is mechanische vertering?
A
Voedingsstoffen omzetten met verteringssappen
B
Voedsel dat in de fabriek al kleiner wordt gemaakt
C
Voedsel in kleine stukjes verdelen door te kauwen
D
Grote voedingsstoffen worden afgebroken tot kleine verteringsproducten

Slide 10 - Quiz

Wat doen enzymen?

Slide 11 - Question ouverte

Wat wordt er bedoeld met
chemische vertering?
A
verteringssappen gemaakt door een machine
B
verteringssappen breken voedsel af in kleinere stoffen
C
kauwen van voedsel in je mond
D
opname van stoffen in het bloed

Slide 12 - Quiz

Wat is de functie van darmperistaltiek?
A
voedsel voortduwen
B
voedsel kneden
C
voedsel mengen met verteringssappen
D
alle functies hierboven

Slide 13 - Quiz

2.2
- Leerdoelen
- Begrippen
- Afbeelding: 1, 2, 4, 5 en 6

Slide 14 - Diapositive

Wat is/zijn de functie(s) van speeksel?
A
Verteren van zetmeel
B
glijbaarheid voedsel vergroten
C
Geeft smaak aan het eten
D
Verteren van eiwitten

Slide 15 - Quiz


Wat is/zijn de functie(s) van maagsap?
A
Verteren van eiwitten
B
Bacteriën doden
C
Maagsap heeft geen functie
D
Het maagzuur helpen

Slide 16 - Quiz


Gal wordt gemaakt in:
Gal wordt opgeslagen in:
A
Galblaas - Lever
B
Galblaas - Galblaas
C
Lever - Lever
D
Lever - Galblaas

Slide 17 - Quiz

De lever maakt gal. Wat is de functie van gal?
A
Gal is een hulpstof voor de vertering van koolhydraten.
B
Gal bevat een enzym voor de vertering van vetten.
C
Gal is een hulpstof voor de vertering van vetten.
D
Gal bevat een enzym voor de vertering van eiwitten.

Slide 18 - Quiz

De alvleesklier produceert alvleessap. Welke voedingsstoffen worden door alvleessap verteerd?
A
eiwitten
B
koolhydraten
C
vetten
D
alle drie de antwoorden

Slide 19 - Quiz

Darmsap verteert
A
Eiwitten
B
Vetten
C
Koolhydraten
D
Alle drie

Slide 20 - Quiz

De darmvlokken zorgen ervoor …
A
dat het voedsel in de darmholte wordt verplaatst.
B
dat de darmwand beschermd wordt tegen scherpe dingen in voedsel.
C
dat het oppervlak van de binnenkant van de darm wordt vergroot.
D
dat er darmsappen worden geproduceerd.

Slide 21 - Quiz

2.3
- Leerdoelen
- Begrippen
- Afbeelding: 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7
- Opdracht 1

Slide 22 - Diapositive

Wat is de schijf van Vijf?
A
5 vakken met minder goede producten waar je niets uit mag nemen
B
5 vakken met gezonde en minder gezonde producten om te laten zien welke voeding er bestaat
C
5 vakken vol goede producten waar je ieder dag iets uit kiest. Uit het ene vak wat meer dan het andere
D
5 vakken met goede en minder goede producten door elkaar Je kiest zelf de goede producten

Slide 23 - Quiz

BMI =
A
gewicht / lengte
B
lengte / gewicht
C
(gewicht x gewicht) / lengte
D
gewicht / (lengte x lengte)

Slide 24 - Quiz

2.4
- Leerdoelen
- Begrippen
- Afbeelding 1 en 2
- formule BMI

Slide 25 - Diapositive

waar of niet waar?
salmonellabacteriën vermenigvuldigen zich het snelst bij 20- 30 graden.
A
waar
B
niet waar
C
weet ik niet

Slide 26 - Quiz

Noem zo veel mogelijk manieren van voedsel conserveren (er zijn er 9)

Slide 27 - Question ouverte

4.5
- Leerdoelen
- Begrippen

Slide 28 - Diapositive

De gebitten van een alleseter en van een vleeseter verschillen van elkaar.

Wat heeft de alleseter wel en de vleeseter niet?
A
hoektanden
B
snijtanden
C
knobbelkiezen
D
plooikiezen

Slide 29 - Quiz

Wat voor eter zie je hier?
Hoe heten de kiezen?
En hoe is de lengte van zijn darmkanaal?
A
Alleseter, Plooikiezen, Middellang darmkanaal
B
Planteneter, Plooikiezen, Lang darmkanaal
C
Alleseter, Knobbelkiezen, Middellang darmkanaal
D
Planteneter, Knobbelkiezen, Lang darmkanaal

Slide 30 - Quiz

Zijn de puntige kiezen een aanwijzing dat steenmarters vleeseters zijn? En is het korte darmkanaal ook zo'n aanwijzing?
A
Geen van beide zijn een aanwijzing dat steen marters vleeseters zijn.
B
Alleen de scherpe, puntige kiezen
C
Alleen het korte darmkanaal
D
Zowel de scherpe puntige kiezen als het korte darmkanaal

Slide 31 - Quiz

2.6
- Leerdoelen
- Begrippen
- Afbeelding 1 en 2

Slide 32 - Diapositive

Wat kan je doen met een indicator?
A
Een andere stof maken
B
Een andere stof laten verdwijnen
C
Een andere stof verkleinen
D
Een andere stof aantonen

Slide 33 - Quiz

De indicator van zetmeel is .......
A
Helder kalkwater
B
Jodium
C
Water
D
Er bestaat geen indicator voor zetmeel

Slide 34 - Quiz

Leren onderzoeken 1
- Wat is een indicator
- Hoe werkt een indicator
- Afbeelding 2

Slide 35 - Diapositive