1.3 Vermogen en energie 3k

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 3

H1 Elektriciteit

Wat gaan we doen vandaag?

• Herhalen 1.2
• Opdrachten maken 1.2
• Test jezelf 1.2
• Uitleg vermogen
• Oefenen berekenen
• Afsluiten

De huisinstallatie

Draden in huis

Kortsluiting

Overbelasting

Zelfstandig aan het werk

Maak opdracht 1 t/m 17 van 1.2

Klaar?

1. Maak online test jezelf van 1.2
2. Start met het lezen en maken van 1.3 Vermogen en energie

Hoe gaat 1.2?

Ga in de digitale methode naar 1.2 en maak test jezelf.

Klaar?

Start met het lezen en maken van 1.3 Vermogen en energie

1.3 Vermogen en energie

Waarom zijn alle apparaten in huis parallel aangesloten?

Fasedraad

Nuldraad

Schakeldraad

Leg uit hoe kortsluiting kan ontstaan

Hoe kan overbelasting ontstaan?

Waarom zijn er in huis meerdere groepen

Wat moet je kennen/kunnen?

Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met het vermogen van een apparaat.
Je kunt berekeningen uitvoeren met spanning, stroomsterkte en vermogen.
Je kunt uitleggen hoe het verbruik van elektrische energie in huis wordt gemeten.
Je kunt het energieverbruik van elektrische apparaten berekenen in kWh.
Je kunt berekenen hoeveel je voor de verbruikte elektrische energie moet betalen.

Je kunt beschrijven welke grootheden je af kunt lezen op een energiemeter. (extra stof)

Vermogen

De hoeveelheid energie die een apparaat per seconde verbruikt.

Lampen met verschillende vermogens laten zien

Grootheid	Afkorting	Eenheid	Afkorting
.

P = U x I

P = vermogen                  in watt (W)

U = spanning                   in volt (V)

I = stroomsterkte           in ampère (A)

De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt

Hoeveelheid elektrische energie die de stroom met zich mee draagt. 

Hoeveelheid stroomdeeltjes die per seconde langs komen

Demo lampje p = u x i checken

P = U x I

P = vermogen             in watt (W)

U = spanning              in volt (V)

I = stroomsterkte      in ampère (A)

Op een lader van een telefoon

staat 6 V en 2 A. Hoe groot is

Het het vermogen van deze lader?

Gegeven

Gevraagd

Oplossing

antwoord

gegeven     U = 6 V

                        I   = 2 A

gevraagd    P = ? W

oplossing    P  =   U  x I   =   6  x 2  = 12 W

Oefenen met vermogen

Opdracht 1 en 2 samen

Opdracht 3 en 4 zelfstandig

P = U x I

Het kan zijn dat je niet het vermogen (P) moet berekenen, maar bijvoorbeeld de spanning. 

Hiervoor kan je de driehoek hiernaast gebruiken.

Oefenen met vermogen

Opdracht 5 en 6 samen

Opdracht 7 t/m 12 zelfstandig

Kilo- en milli-

Soms staan je gegeven nog niet in de goede eenheid. Dan moet je ze eerst nog omrekenen.

Kilo 1000 x zo groot

Milli 1000 x zo klein

Oefenen met vermogen

Opdracht 13 samen

Opdracht 14 zelfstandig

Op een fietslampje staat 0,3 A en 15 V
Bereken het vermogen van dat lampje.

E = P x t

E = energieverbruik        in kilowattuur (kWh)

P = vermogen                    in kilowatt (kW)

t = tijd                                    in uur (h)

E = P x t

E = energieverbruik        in kilowattuur (kWh)

P = vermogen                    in kilowatt (kW)

t = tijd                                    in uur (h)

Een lamp met een vermogen van 15W 

brandt de hele avond (18:00 - 23:00)

Bereken hoeveel energie de lamp verbruikt.

Gegeven

Gevraagd

Oplossing

antwoord

gegeven     P = 15 W = 0,015 kW

                        t = 5 h

gevraagd    E = ? kWh

oplossing    E  =   P  x t   =   0,015  x 5  = 0,075 kWh

Een telefoon moet om op te laden 3 uur aan de lader. De lader heeft een vermogen van 10 W. Hoeveel energie gaat er in die tijd in de telefoon?

Op een zaklamp staat: 50 V en 2 A. De zaklamp staat 10 uren aan. Bereken de energie die deze zaklamp verbruikt in die tijd.

Aan het werk

Opdrachten of proefjes maken

wheeldecide.com

Antwoord: