Verschillende ontwikkelings- en gedragsstoornissen

Verschillende ontwikkelings- en gedragsstoornissen

Leerdoelen

Aan het einde van de les kun je de kenmerken van autismespectrumstoornis beschrijven.
Aan het einde van de les kun je de belangrijkste aandachtstekortstoornissen benoemen en onderscheiden.
Aan het einde van de les kun je uitleggen hoe ADHD zich manifesteert bij kinderen.
Aan het einde van de les kun je de symptomen van ADD herkennen.
Aan het einde van de les kun je de gedragskenmerken van ODD en CD identificeren.
Aan het einde van de les begrijp je hoe deze stoornissen invloed kunnen hebben op het dagelijks functioneren van kinderen en jongeren.

Wat weet je al over ontwikkelings- en gedragsstoornissen?

Kenmerken van autismespectrumstoornis

Beperkingen in sociale interactie en communicatie
Beperkte, repetitieve patronen van gedrag

Aandachtstekortstoornissen: ADHD, ADD, ODD, CD

ADHD: Onoplettendheid, hyperactiviteit, impulsiviteit
ADD: Aandachtstekort zonder hyperactiviteit
ODD: Opstandig en vijandig gedrag
CD: Agressief, destructief, antisociaal gedrag

Manifestatie van ADHD bij kinderen

Aandachtstekort, hyperactiviteit, impulsiviteit

Symptomen en omgang met ADD

Voornamelijk aandachtstekort zonder hyperactiviteit

Gedragskenmerken en behandeling van ODD

Opstandig, ongehoorzaam, vijandig gedrag
Behandeling afhankelijk van individuele behoeften

Ernst en gevolgen van CD

Ernstig: agressief, destructief, antisociaal gedrag
Kan ontwikkeling en dagelijks functioneren sterk beïnvloeden

Definities

Autismespectrumstoornis: Een ontwikkelingsstoornis die sociale interactie en communicatie beïnvloedt.
ADHD: Een stoornis met symptomen van onoplettendheid, hyperactiviteit en impulsiviteit.
ADD: Een type ADHD dat zich kenmerkt door aandachtstekort zonder hyperactiviteit.
ODD: Een gedragsstoornis met kenmerken van opstandig en vijandig gedrag.
CD: Een ernstige gedragsstoornis met agressief, destructief en antisociaal gedrag.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.