Voeding - Quiz

Voeding: QUIZ
Periode 1
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
VoedingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Voeding: QUIZ
Periode 1

Slide 1 - Diapositive

Op een dag heb je als vrouw
gemiddeld 2000kcal nodig en als man 2500kcal. Wat gebeurt er als de
energiebalans negatief is?
A
Je komt aan in gewicht
B
Je valt af in gewicht
C
Je blijft hetzelfde
D
Dit is ongezond

Slide 2 - Quiz

Wat zijn Macronutriënten?

A
Vitaminen, Mineralen & Spoorelementen
B
Eiwitten, Koolhydraten & Spoorelementen
C
Eiwitten, Koolhydraten, Vetten & Alcohol
D
Vetten, Eiwitten & Koolhydraten

Slide 3 - Quiz

Wat zijn Micronutriënten?

A
Vitamines & Mineralen
B
Mineralen, Vitamines & Spoorelementen
C
Spoorelementen
D
Alcohol

Slide 4 - Quiz

In de schijf van vijf staat o.a. dat we meer volkorenproducten moeten eten. Welk van onderstaande producten zijn het meest vezelrijk?
A
volkorenbrood, witte rijst en spaghetti
B
volkorenbrood, zilvervlies rijst, volkoren knackebrood
C
volkoren pasta, witte rijst, bruin brood
D
vlees, vis en volkoren pasta

Slide 5 - Quiz

Als variatie op de rijstwafel stel jij voor om met de kinderen een stuk fruit te eten. Dit bevat meer energie en ook meer koolhydraten. In je lichaam worden koolhydraten afgebroken tot?
A
Glycogeen
B
Glucose
C
Aminozuren
D
Vrije vetzuren

Slide 6 - Quiz

Welke van onderstaande antwoorden hoort niet bij elkaar?
A
Tafelsuiker & Honing -> Glucose
B
Fruit -> Fructose
C
Melk -> Lactose
D
Fruit -> Galactose

Slide 7 - Quiz

Glycogeen ligt opgeslagen in de lever en spieren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Bij voedingsvezels hebben we het over de verteerbare koolhydraten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Voedingsvezels hebben een positieve werking op onze algehele gezondheid.
Dat is de reden waarom je beter voor geraffineerde producten kunt kiezen ten opzichte van ongeraffineerd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Het meten van de middelomtrek is een goede indicatie om te kijken naar gezondheidsrisico's
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Welke van onderstaande antwoorden is juist als we het hebben over eiwitten?
A
Dienen uitstuitend als bouwstof
B
Dienen uitsluitend als brandstof
C
Kunnen als brandstof en bouwstof dienen maar dit is niet wenselijk. Eiwitten gebruik je het liefst als bouwstof
D
Kunnen als brandstof en bouwstof dienen en dit is ook wenselijk

Slide 12 - Quiz

Welke onderstaande uitspraak hoort er niet tussen? Dus welk antwoord is fout
A
Hoe meer essentiële aminozuren hoe beter de kwaliteit van het eiwit
B
Hoe meer essentiële aminozuren hoe beter de kwaliteit van het eiwit
C
Intensieve sporters hebben 0,8 gram eiwit per kg lichaamsgewicht nodig om optimaal te functioneren
D
Alle 3 onjuist

Slide 13 - Quiz

Op een ingrediënten lijst vind je het product dat er het meeste in zit achteraan de lijst
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

In de voedingswaarde tabel vind je onder andere een overzicht van de macronutriënten die in het product zitten?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Welke hoort er niet tussen?
A
Koolhydraten leveren 4 kcal per gram
B
Eiwitten leveren 4 kcal per gram
C
Verzadigd vet levert 7 kcal per gram
D
Onverzadigd vet levert 9 kcal per gram

Slide 16 - Quiz

Welke van onderstaande antwoorden over verzadigde vetten is fout?

A
Verlaagd het cholesterol
B
Verhoogd kans op hart- en vaatziekten
C
Vinden we vooral in producten die hard zijn bij kamertemperatuur
D
Zijn verkeerde vetten en wil je maar beperkt binnen krijgen

Slide 17 - Quiz

Welke keuze kun je het beste maken als je kijkt naar bereidingsvet in relatie tot zoveel mogelijk onverzadigde vetzuren?
A
Olijfolie
B
Kokosolie
C
Roomboter
D
Margarine

Slide 18 - Quiz

Welke vitamines zijn in water oplosbaar?
A
A, D, E & K
B
A, B, E & K
C
C, B-Complex
D
C, B1, B5, B12

Slide 19 - Quiz

Voor bepaalde vitamines en mineralen is vastgesteld dat een te hoge inname over een langere periode nadelige effecten kan hebben op de gezondheid.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Te lang koken en te veel water gebruiken met koken kan bijdragen aan het verloren gaan van vitamines
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Welke van onderstaande uitspraken over mineralen is niet juist?
A
Komen net als vitaminen in kleine hoeveelheden in de voeding voor
B
Leveren een klein beetje energie in de vorm van kcal
C
Er is een verschil in essentieel en niet-essentieel
D
Onmisbaar voor een goede gezondheid

Slide 22 - Quiz

Een aantal belangrijke punten uit de schijf van vijf zijn? Welke hoort er niet tussen?
A
Eet dagelijks 250 gram groente
B
Eet elke week 1 keer vette vis
C
Eet elke dag een handje gezouten noten
D
Eet elke week peulvruchten

Slide 23 - Quiz

Voedingsvezels kunnen bijdragen aan een verzadigd gevoel en goede darmwerking
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Wat is het goede antwoord dat gaat over vocht. We hebben het hier over een gemiddeld lichaam.
A
Een baby bestaat voor ongeveer 75% uit water
B
Een vrouw bestaat voor ongeveer 52% uit water
C
Een man bestaat voor ongeveer 63% uit water
D
Alle 3 de antwoorden zijn juist

Slide 25 - Quiz

De reden dat vrouwen over het algemeen minder vocht hebben in hun lichaam dan mannen heeft te maken met het feit dat...?
A
Ze minder drinken
B
Ze minder naar het toilet gaan
C
Ze meer zweten
D
Ze meer vetmassa hebben

Slide 26 - Quiz

Te veel vocht kan leiden tot een te laag gehalte aan zouten (natrium) in het
bloed. Dat kan ritmestoornissen in het hart veroorzaken.




A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

Er wordt wel gezegd dat wortelen goed zijn voor de ogen. Dit heeft vooral te maken met vitamine?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 28 - Quiz

Ijzer levert een bijdrage aan de aanmaak van rode bloedlichaampjes
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

HDL cholesterol is goed en LDL cholesterol is slecht
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Zuivel is goed voor je botten omdat er veel zink in zit
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quiz

Hoe donkerder de kleur urine des te beter je gehydrateerd bent
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quiz

Wat is geen vak in de schijf van 5?
A
Dranken
B
Groente en Fruit
C
Smeer- en bereidingsvetten
D
Koolhydraten

Slide 33 - Quiz

Het grootste verschil tussen mineralen en spoorelementen is dat je van mineralen verhoudingsgewijs iets meer nodig hebt dan van spoorelementen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
A
Vetten zijn minder belangrijk dan eiwitten en koolhydraten
B
Vitamines leveren energie
C
Transvetten zijn nog slechter dan verzadigde vetten
D
Bij een calcium tekort kan vermoeidheid één van de symptomen zijn

Slide 35 - Quiz

Hoeveel vezels moet je per dag binnenkrijgen?
A
20-30 Gram
B
30-40 Gram
C
10-20 Gram
D
0-10 Gram

Slide 36 - Quiz

Om de spijsvertering goed mogelijk te laten verlopen is het belangrijk om het eten goed te kauwen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
A
In wit brood zitten de meeste vezels
B
In meergranenbrood zitten de meeste vezels
C
Volkorenbrood bevat de meeste vezels omdat het met bloem gemaakt is
D
Volkorenbrood is gemaakt van de hele graankorrel

Slide 38 - Quiz