Toetsvoorbereiding H4 en H6 wis A

Toetsvoorbereiding H4&H6 (wis A)
Welkom!
Pak je schrift en boek erbij.
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Toetsvoorbereiding H4&H6 (wis A)
Welkom!
Pak je schrift en boek erbij.

Slide 1 - Diapositive

Bereken exact : Wat is de kans dat je met vier dobbelstenen in totaal 24 ogen gooit?
A
1/4096
B
1/1296
C
1/24
D
1/54

Slide 2 - Quiz

P(24 ogen)=
P(6666) = 1 / 6^4 = 1/1296



 

Slide 3 - Diapositive

In een wasmand liggen 2 blauwe en 2 rode sokken. Als je zonder te kijken 2 sokken uit de wasmand neemt, wat is dan de kans dat ze een "paar" vormen?
A
2/3
B
1/2
C
1/3
D
1/4

Slide 4 - Quiz

P(1 paar)

Eerste sok maakt niet uit.

De kans dat de 2e sok dezelfde kleur heeft is dan 1 op de 3.

OF P(BB)+P(RR)=2/4*1/3+2/4*1/3=1/3

Slide 5 - Diapositive

Bereken de kans dat een willekeurig gekozen leerling in de middelste lengteklasse zit.
A
49/66
B
66/215
C
49/159
D
159/215

Slide 6 - Quiz

P(leerling middelste lengteklasse)= 159/215
159/215

Slide 7 - Diapositive

Bereken exact de kans dat een leerling uit de vierde klas korter is dan 180 cm.
A
15/215
B
15/80
C
74/215
D
74/80

Slide 8 - Quiz

P(4e klas, < 180) = 74/80

Slide 9 - Diapositive

Bereken de kans dat een leerling uit de vierde of vijfde klas langer is dan
160 cm.
A
126/146
B
108/146
C
108/215
D
126/215

Slide 10 - Quiz

P(4e of 5e klas, > 160)=126/146(=63/73)

Slide 11 - Diapositive

Een vaas bevat 7 groene, 5 blauwe en 3 witte knikkers. Je pakt vier knikkers uit de vaas.
Wat is de kans dat je
geen enkele witte knikker pakt?
A
0,410
B
0,051
C
0,363
D
0,484

Slide 12 - Quiz

P(geen wit) = 12/15 x 11/14 x 10/13 x 9/12 = 0,363

Slide 13 - Diapositive

Een vaas bevat 7 groene, 5 blauwe en 3 witte knikkers. Je pakt vier knikkers uit de vaas.
Wat is de kans dat je
één blauwe knikker pakt?
A
0,333
B
0,440
C
0,862
D
0,200

Slide 14 - Quiz

P(één blauw) = 5/15 x 10/14 x 9/13  x 8/12 x 4 = 0,440

Slide 15 - Diapositive

In een vaas zitten 3 groene en 7 rode knikkers. Je pakt één voor één knikkers net zo lang tot je een groene pakt.
Bereken de kans dat je drie knikkers moet pakken.
Geef alleen het antwoord, gebruik een komma.

Slide 16 - Question ouverte

In een vaas zitten 18 rode, 12 blauwe en 32 witte knikkers. Vincent pakt 6 knikkers uit de vaas. Bereken de kans op 3 witte en 3 blauwe knikkers. Rond af op drie decimalen en geef je antwoord als kommagetal.

Slide 17 - Question ouverte

Uit een klas met 12 jongens en 14 meisjes worden zes leerlingen gekozen. Bereken de kans dat er hoogstens 4 meisjes gekozen worden. Rond af op drie decimalen en geef je antwoord als kommagetal.

Slide 18 - Question ouverte

Er gaan 40 leerlingen naar
Antwerpen. Bereken de kans
dat 1/3 deel van de N&T leerlingen
naar Antwerpen gaat.

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

 Het vaasmodel toepassen

Slide 21 - Diapositive

Op hoeveel manieren kan je van A naar D?
A
10
B
24
C
22
D
28

Slide 22 - Quiz

Bij een bedrijf krijgt elk artikel een code van vijf letters. Men gebruikt alleen de letters A, B, C en D .
Hoeveel vijf-lettercodes zijn mogelijk als herhalingen zijn toegestaan?
A
20
B
120
C
1024
D
625

Slide 23 - Quiz

Bij een bedrijf krijgt elk artikel een code van letters. Men gebruikt alleen de letters A, B, C, D en E .
Hoeveel vier-lettercodes zijn mogelijk als herhalingen niet zijn toegestaan?
A
24
B
20
C
14
D
120

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Vier teams spelen een hele competitie.
Dus ze spelen een uit en een thuiswedstrijd. Hoeveel wedstrijden worden er gespeeld?

A
16
B
6
C
10
D
12

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive

Er worden getallen gemaakt van 4 cijfers. Er is keuze uit 0, 1, 2, 3, 4 en 5. Hoeveel getallen zijn mogelijk indien elk cijfer één keer gebruikt mag worden en het getal kleiner moet zijn dan 3200?

A
aantal = 144
B
aantal = 72
C
aantal = 204
D
aantal = 720

Slide 29 - Quiz

Jan heeft 2 scheikunde, 6 biologie en
3 wiskundeboeken. Hij geeft 3 biologieboeken weg aan Piet. Op hoeveel manieren kan dat?
A
aantal = 120
B
aantal = 20
C
aantal = 6
D
aantal = 15

Slide 30 - Quiz

Jan heeft 2 scheikunde, 6 biologie en
3 wiskundeboeken. Op hoeveel manieren kan je deze boeken naast elkaar zetten?
A
aantal = 36
B
aantal = 8640
C
aantal = 39916800
D
aantal = 11

Slide 31 - Quiz

Jan heeft 2 scheikunde, 6 biologie en
3 wiskundeboeken. Op hoeveel manieren kan hij de boeken op een rij zetten als wiskunde naast elkaar moet?
A
aantal = 8640
B
aantal = 362880
C
aantal = 241920
D
aantal = 2177280

Slide 32 - Quiz

Op hoeveel manieren kan je een groep van 14 personen verdelen in een groep van 3, 5 en 6 personen?
A
aantal = 168168
B
aantal = 9417408
C
aantal = 3060
D
aantal = 1260

Slide 33 - Quiz

Tellen
- met herhaling
- zonder herhaling
- combinaties (volgorde niet van belang)  nCr op rekenmachine
- permutaties (volgorde wel van belang)  nPr  op rekenmachine
- faculteit  (gebruik uitroepteken dus bv 5!)

Slide 34 - Diapositive

Kortste routes
Aantal kortste routes van A via P naar B?

Slide 35 - Diapositive

Bereken het aantal rangschikkingen van de letters van het woord APPELFLAP

Slide 36 - Question ouverte