Goede voorbereiding
+
veel oefenen
=
SUCCES
Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
Goede voorbereiding
+
veel oefenen
=
SUCCES
Jullie gaan in periode 3 van het schooljaar een presentatie houden voor het vak Nederlands. Deze presentatie mag je met z'n tweeën doen. Hoeft niet!
Presenteren is best wel moeilijk, maar geloof het of niet:
Presenteren kun je leren!
Je punt bestaat uit twee cijfers.
* één punt voor je presentatie
* één punt voor je houding tijdens de andere presentaties
(voldoende = geen punt aftrek)
(onvoldoende = één punt aftrek)
1. Onderwerp kiezen
2. Informatie opzoeken
3. Inleiding maken
4. Middenstuk maken
5. Afsluiting maken
6. Rolverdeling bepalen
7. Oefenen
Als je gaat bepalen waar je presentatie over moet gaan, denk dan aan de volgende punten:
* Kies een onderwerp waar je al veel over weet.
* Sluit het onderwerp aan bij de belevingswereld van je
klasgenoten?
* Is het een actueel onderwerp?
* ...
* Verzamel de informatie van internet, uit tijdschriften of andere
boeken. Neem de teksten niet letterlijk over, want die zinnen
zijn vaak te moeilijk om te onthouden!
* Verdeel de informatie in minimaal vier deelonderwerpen.
* Beter te veel informatie, dan te weinig. De verteltijd speelt
namelijk een grote rol .
Je hebt intussen geleerd, wat in een inleiding moet zitten.
Je kunt een keuze maken uit:
* het onderwerp aankondigen
* een belangrijke vraag stellen
* een grappig, toepasselijk verhaaltje vertellen
Je mag natuurlijk ook een combinatie maken van deze 3.
Belangrijk: Maak de luisteraar nieuwsgierig naar wat je te vertellen hebt!
In het middenstuk, zit de echte informatie. Zorg voor een goede opbouw door de informatie in minimaal vier deelonderwerpen te verdelen.
Foto's op je powerpoint of Prezi maken de presentatie aantrekkelijker.
Zoals je geleerd hebt, staat in het slot:
* een samenvatting
* een conclusie
* een advies of oproep
Je kunt dit natuurlijk ook in een presentatie gebruiken, maar denk ook eens aan wat anders, bijvoorbeeld een quizje, kahoot, filmpje, enz.
7. Oefenen
Vóór je begint met oefenen, maak je voor jouw tekstgedeelten "cue-cards". Dit zijn spiekbriefjes zo groot als een ansichtkaart.
Hier schrijf of typ je steekwoorden op, zodat je de volgorde goed kunt onthouden. Natuurlijk kun je ook af en toe omkijken naar het bord. Als je klaar bent met een cue-card stop je die onderaan je stapeltje.
Je mag NIET je hele tekst bij de presentatie houden!