Herhaling klas 2

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Répétition classe 2

Comment tu t'appelles?

Tu as quel âge?

Tu habites où?

Tu aimes la langue française?

Comment tu as passé tes vacances?

Qu'est-ce que tu as fait pendant les vacances?

Wat weet je nog van jaar 1 en 2?

Répétition des temps

Présent, Passé Composé, Futur proche + simple

Wat weet je nog over de tijden?

Hoe maak je de présent?

Le présent (het heden)

ik loop, wij eten, zij kopen
je marche, nous mangons, elles vendent

• ww op - er + e, es, e, ons, ez, ent
• ww op -ir + is, is, it, issons, issez, issent
• ww op -re + s, s, -, ons, ez, ent

Vervoeg het werkwoord:
attendre (vous)

Vervoeg het werkwoord:
finir (nous)

Vervoeg het werkwoord:
regarder (elles)

Hoe maak je de passé composé?

Le passé composé

(De voltooid tegenwoordige tijd)

Ik heb gelopen, wij hebben gegeten, zij hebben gekocht

J'ai marché, nous avons mangé, elles ont vendu

avoir / etre + 

• ww op - er + é
• ww op -ir + i
• ww op -re + u

Vervoeg het werkwoord (pc):
attendre (vous)

Vervoeg het werkwoord (pc):
finir (nous)

Vervoeg het werkwoord (pc):
aller (elles)

Hoe maak je de futur simple
en futur proche?

Futur simple + futur proche

Futur simple = ik zal eten (je mangerai) (je gaat iets doen ooit in de toekomst)

Futur proche = ik ga eten (je vais manger) (gaat sowieso zeer binnenkort gebeuren)

Futur simple = heel ww + ai, as, a, ons, ez, ent

Futur proche = aller (gaan) + heel ww 

Vervoeg het werkwoord (FS):
attendre (vous)

Vervoeg het werkwoord (fs):
finir (nous)

Vervoeg het werkwoord (fs):
regarder (elles)

Vervoeg het werkwoord (FP):
attendre (vous)

Vervoeg het werkwoord (fs):
finir (nous)

Vervoeg het werkwoord (fs):
regarder (elles)

Schrijf een zin in de passé composé

Schrijf een zin in de futur simple

Schrijf een zin in de présent

Schrijf een zin in de futur proche

La fin!