4.5 Centraal zenuwstelsel [les 2]

4.5 centraal zenuwstelsel [les 2]
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

4.5 centraal zenuwstelsel [les 2]

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
Ik kan de taken van het ruggenmerg, de hersenstam, de kleine hersenen en de grote hersenen noemen

Je leest doelgericht een tekst door éérst de vragen te scannen en dan pas de paragraaf te lezen (4.5)




Slide 2 - Diapositive

succescriteria
  • je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen:  grote/ kleine hersenen, hersenstam, hersenschors, hersenbalk


  • je kunt de de leerdoelen aan een ander uitleggen

  • je kunt de (examen)vragen over dit onderwerp goed (bijna foutloos) maken

Slide 3 - Diapositive

Herhaling.
Door welk deel van het zenuwstelsel wordt de doorstroming van het lichaam met bloed geregeld?
A
Door het orthosympatische deel van je autonome zenuwstelsel
B
Door het parasympatische deel van je autonome zenuwstelsel
C
Door zowel het orthosympatische als het parasympatische deel van je autonome zenuwstelsel
D
Door zowel het motorische als sensorische deel van het autonome zenuwstelsel

Slide 4 - Quiz

Kleine hersenen
Ook wel cerebellum genoemd

Zorgt voor coördinatie van spierbewegingen en dus voor je evenwicht

Erg gevoelig voor alcohol

Slide 5 - Diapositive

Welke twee gebieden in de grote hersenen sturen impulsen naar de kleine hersenen voor beweging?

Slide 6 - Question ouverte

Waaraan kun je zien dat de kleine hersenen erg gevoelig zijn voor vergiftiging van alcohol?

Slide 7 - Question ouverte

Hersenstam
Verbinding tussen grote hersenen, kleine hersenen en ruggenmerg

Hierin liggen centra voor alle autonome lichaamsfuncties

Hierin liggen centra die te maken hebben met instinct en emoties

Slide 8 - Diapositive

Maak de opgave in de link hieronder en plaats hier een foto van je score.

https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Hersenen/hersenenonderbouw.htm

Slide 9 - Question ouverte

Ruggenmerg (BiNaS 88J)
De zenuwcellen in het ruggenmerg vormen de tussenstations tussen romp en ledematen en de hersenen

Aan de achterkant van het ruggenmerg liggen de gevoelszenuwcellen vanuit de zintuigen  

Aan de voorkant liggen de bewegingszenuwcellen naar de spieren van romp, armen en benen.


Slide 10 - Diapositive

Welke soort zenuwcellen liggen voornamelijk in je ruggenmerg?

Slide 11 - Question ouverte

Wat is er mis met je ruggenmerg bij een dwarslaesie?

Slide 12 - Question ouverte

Er is op dit moment enorm veel onderzoek naar stamcellen voor de (gedeeltelijke) genezing van een dwarslaesie? Waarom gebruikt men stamcellen voor dit onderzoek?

Slide 13 - Question ouverte

4.5 leerdoelen
Ik kan de taken van het ruggenmerg, de hersenstam, de kleine hersenen en de grote hersenen noemen


Er komen nu een aantal vragen ter controle, probeer ze zonder boek of internet te maken.

Slide 14 - Diapositive

Als je een geluid waarneemt, komt dat omdat er in een bepaald deel van de hersenen impulsen aankomen.
In welk deel van de hersenen is dat?

Slide 15 - Question ouverte

Bij een volwassene in rust is de hartslagfrequentie ongeveer 70 slagen per minuut. Wanneer de impulsoverdracht via het zenuwstelsel naar het hart wordt geblokkeerd, blijkt de hartslagfrequentie toe te nemen tot ongeveer 100 slagen per minuut. Dit wordt de eigen of "intrinsieke", hartslagfrequentie genoemd.
Delen van het centrale zenuwstelsel zijn: de hersenstam, de grote en de kleine hersenen.
In welk van deze delen bevindt zich een centrum waar de actiepotentialen ontstaan die door de nervus vagus naar het hart lopen?

Slide 16 - Question ouverte

Bij goede zwemmers kan bij vermoeidheid de verzuring van spieren toenemen. Hierdoor zijn deze spieren niet meer in staat om nauwkeurig gedoseerde activiteit te leveren.
Welke delen van het zenuwstelsel zijn bij de activiteit van deze spieren betrokken?
A
Hersenen, motorische zenuwen, ruggenmerg en sensorische zenuwen
B
Hersenen, motorische zenuwen en ruggenmerg
C
Motorische zenuwen, ruggenmerg en sensorische zenuwen
D
Hersenen, motorische zenuwen en sensorische zenuwen

Slide 17 - Quiz

Als het hart te snel gaat kloppen dreigt de bloeddruk in de bloedvaten te hoog te worden. Zintuigen in de wand van de aorta en de halsslagaders registreren de toename van de bloeddruk en sturen impulsen naar het regelcentrum in de hersenen. Via het autonome zenuwstelsel wordt de hartslag dan verlaagd.
In welke deel van de hersenen ligt het centrum dat de hartslagfrequentie regelt en via welk deel van het autonome zenuwstelsel wordt het hartritme verlaagd?

Slide 18 - Question ouverte

In de hersenen zijn het centrum van Broca en het centrum van Wernicke betrokken bij het spreken en luisteren. Als je zelf praat, worden vooral vanuit het centrum van Broca impulsen gestuurd naar stembanden, lippen en tong. Als er tegen je wordt gepraat, word je je hiervan bewust en vindt herkenning van de stem vooral plaats in het centrum van Wernicke.
Is op grond van deze gegevens het centrum van Broca vooral motorisch of vooral sensorisch te noemen? En het centrum van Wernicke?

Slide 19 - Question ouverte

Als iemand tegen je praat vinden op dat moment, als gevolg daarvan, veranderingen plaats in het centrum van Wernicke. Hierover worden drie beweringen gedaan.
1. Het aantal synapsen tussen zenuwcellen neemt daar dan toe.
2. Het aantal impulsen per tijdseenheid neemt daar dan toe.
3. Het gebruik van glucose in de zenuwcellen neemt daar toe.
Noteer bij elke bewering of het juist of onjuist is

Slide 20 - Question ouverte

Aan de slag
Veel foute antwoorden bij de vorige vragen? Bekijk nogmaals de LessonUp en lees de theorie op 10voorbiologie.

Daarna, maak de toetsvragen van 4.5.10. Lever een foto van je huiswerk in de volgende slide in.

Slide 21 - Diapositive

Maak een foto van je antwoorden van de toetsvragen van 4.5.10

Slide 22 - Question ouverte

Ik heb behoefte aan een contact moment met de docent omdat ik (nadat ik alles heb gedaan in de lesson-up) nog vragen heb.
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz