18.3 Indeling zenuwstelsel en hersenen

Welkom
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

Slide 1 - Diapositive

Onder welke anatomische indeling van het zenuwstelsel liggen de schakelcellen? (88B)

Slide 2 - Question ouverte

Frikandelbroodjes
  • Zeer populair bij tieners
  • Leerlingen moeten vaak vechten om er één te bemachtigen

Leerdoel:
Leg uit welk gedeelte van het zenuwstelsel actief is tijdens het halen van frikandelbroodjes en in de periode daarna

BRON: BINAS 88 B/L

Slide 3 - Diapositive

Koppel de zenuwcellen bij de het juiste anatomische onderdeel
Centraal zenuwstelsel
Perifeer zenuwstelsel

Schakelneuron
Sensorische neuron
Motorische neuron

Slide 4 - Question de remorquage

Is een zenuw hetzelfde als een zenuwcel? Leg uit waarom wel/niet. (T2)

Slide 5 - Question ouverte

Zenuwen maken deel uit van welk deel van het zenuwstelsel (anatomisch)? (T1)
A
Perifeer zenuwstelsel
B
Centraal zenuwstelsel

Slide 6 - Quiz

indeling op functie
animaal 
- veelal bewust

autonoom (vegetatief)
- veelal onbewust
- orthosympatisch en parasympatisch
- doelwitorganen zijn hetzelfde

Slide 7 - Diapositive

BINAS 88L

Slide 8 - Diapositive

Iemand schrijft een brief.
Maxima zegt dat het animale zenuwstelsel actief is.
Amalia zegt dat het autonome zenuwstelsel actief is.
Alexia zegt dat ze beiden actief zijn.
Ariane is nog te jong en zegt niets.
Wie heeft er gelijk?
A
Maxima
B
Amalia
C
Alexia
D
Ariane

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste woorden.
Je gaat een sportwedstrijd spelen. Kort voor de wedstrijd biedt iemand je een patatje aan. Als je verstandig bent, dan zeg je nee, omdat het orthosympatisch / parasympatisch zenuwstelsel de vertering van de patat vertraagt / versnelt.
A
Orthosympatisch Vertraagt
B
Orthosympatisch Versnelt
C
Parasympatisch Vertraagt
D
Parasympatisch Versnelt

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Wat is het goede antwoord op de vorige vraag? (I-vraag)
A
Kaliumpoorten open Orthosympatisch
B
Kaliumpoorten open Parasympatisch
C
Kaliumpoorten dicht Orthosympatisch
D
Kaliumpoorten dicht Parasympatisch

Slide 12 - Quiz

1. Welk deel van je zenuwstelsel is actief tijdens het halen van een frikandelbroodje?

2. Welk deel van je zenuwstelsel is actief nadat je een frikandelbroodje hebt opgegeten?

A
1. Orthosympatisch 2. Orthosympatisch
B
1. Orthosympatisch 2. Parasympatisch
C
1. Parasympatisch 2. Orthosympatisch
D
1. Parasympatisch 2. Parasympatisch

Slide 13 - Quiz

Alcohol en de fiets
  • Zeer populair bij studenten
  • Hoe meer alcohol je op hebt, hoe minder je motoriek

Leerdoel:
Leg uit welk gedeelte van het CZS gevoelig is voor alcohol.
Hiervoor moet je de verschillende onderdelen en functies van het CZS kennen

BRON: BINAS 88 

Slide 14 - Diapositive

Anatomie hersenen (88C1)

Slide 15 - Diapositive

Anatomie grote hersenen 
  • Twee helften
  • Verbonden met de hersenbalk
  • Schors (grijs) en merg (wit)

Slide 16 - Diapositive

Anatomie grote hersenen 
Ontvangt informatie van de linkerkant van het lichaam. Stuurt de spieren/ klieren van de linkerkant aan.
Ontvangt informatie van de rechterkant van het lichaam. Stuurt de spieren/ klieren van de rechterkant aan.
L                      R

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Je schopt tegen een muur aan. Waar ontstaan de impulsen voor de samentrekking van je dijbeenspieren?
A
Primair sensorisch centrum
B
Secundair sensorisch centrum
C
Primair motorisch centrum
D
Secundair motorisch centrum

Slide 19 - Quiz

Grote hersenen (88C3) 

Slide 20 - Diapositive

Homunculus
De lichaamsverhoudingen als ze hetzelfde zouden zijn als in je grote hersenen

Slide 21 - Diapositive

Welk gebied in je grote hersenen is verantwoordelijk voor de spraak? (Binas)

Slide 22 - Question ouverte

Kleine hersenen
Ook wel cerebellum genoemd

Zorgt voor coördinatie van spierbewegingen en dus voor je evenwicht

Erg gevoelig voor alcohol

Slide 23 - Diapositive

Welke twee gebieden in de grote hersenen sturen impulsen naar de kleine hersenen voor beweging?
A
Primair motorisch centrum Secundair motorisch centrum
B
Primair motorisch centrum Secundair sensorisch centrum
C
Primair sensorisch centrum Secundair motorisch centrum
D
Primair sensorisch centrum Secundair sensorisch centrum

Slide 24 - Quiz

Hersenstam
Verbinding tussen grote hersenen, kleine hersenen en ruggenmerg

Hierin liggen centra voor alle autonome lichaamsfuncties

Hierin liggen centra die te maken hebben met instinct en emoties

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Lien

Ruggenmerg (BiNaS 88J)
De zenuwcellen in het ruggenmerg vormen de tussenstations tussen romp en ledematen en de hersenen

Aan de achterkant van het ruggenmerg liggen de gevoelszenuwcellen vanuit de zintuigen  

Aan de voorkant liggen de bewegingszenuwcellen naar de spieren van romp, armen en benen.


Slide 27 - Diapositive

Alcohol op celniveau
Alcohol werkt voornamelijk in op twee neurotransmitters

Alcohol stimuleert de GABA afgifte en remt de glutamine afgifte.

Wat zijn dus de gevolgen?

Slide 28 - Diapositive

Welke soort zenuwcellen liggen voornamelijk in je ruggenmerg?

Slide 29 - Question ouverte

Wat is er mis met je ruggenmerg bij een dwarslaesie?

Slide 30 - Question ouverte

Er is op dit moment enorm veel onderzoek naar stamcellen voor de (gedeeltelijke) genezing van een dwarslaesie? Waarom gebruikt men stamcellen voor dit onderzoek?

Slide 31 - Question ouverte

Bij een volwassene in rust is de hartslagfrequentie ongeveer 70 slagen per minuut. Wanneer de impulsoverdracht via het zenuwstelsel naar het hart wordt geblokkeerd, blijkt de hartslagfrequentie toe te nemen tot ongeveer 100 slagen per minuut. Dit wordt de eigen of "intrinsieke", hartslagfrequentie genoemd. Delen van het centrale zenuwstelsel zijn: de hersenstam, de grote en de kleine hersenen en het ruggenmerg.
In welk van deze delen bevindt zich een centrum waar de actiepotentialen ontstaan die door de nervus vagus naar het hart lopen?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg

Slide 32 - Quiz

Bij goede zwemmers kan bij vermoeidheid de verzuring van spieren toenemen. Hierdoor zijn deze spieren niet meer in staat om nauwkeurig gedoseerde activiteit te leveren.
Welke delen van het zenuwstelsel zijn bij de activiteit van deze spieren betrokken?
A
Hersenen, motorische zenuwen, ruggenmerg en sensorische zenuwen
B
Hersenen, motorische zenuwen en ruggenmerg
C
Motorische zenuwen, ruggenmerg en sensorische zenuwen
D
Hersenen, motorische zenuwen en sensorische zenuwen

Slide 33 - Quiz

Als het hart te snel gaat kloppen dreigt de bloeddruk in de bloedvaten te hoog te worden. Zintuigen in de wand van de aorta en de halsslagaders registreren de toename van de bloeddruk en sturen impulsen naar het regelcentrum in de hersenen. Via het autonome zenuwstelsel wordt de hartslag dan verlaagd.
In welke deel van de hersenen ligt het centrum dat de hartslagfrequentie regelt en via welk deel van het autonome zenuwstelsel wordt het hartritme verlaagd?

Slide 34 - Question ouverte

In de hersenen zijn het centrum van Broca en het centrum van Wernicke betrokken bij het spreken en luisteren. Als je zelf praat, worden vooral vanuit het centrum van Broca impulsen gestuurd naar stembanden, lippen en tong. Als er tegen je wordt gepraat, word je je hiervan bewust en vindt herkenning van de stem vooral plaats in het centrum van Wernicke.
Is op grond van deze gegevens het centrum van Broca vooral motorisch of vooral sensorisch te noemen? En het centrum van Wernicke?
A
Broca motorisch Wernicke sensorisch
B
Broca motorisch Wernicke motorisch
C
Broca sensorisch Wernicke sensorisch
D
Broca sensorisch Wernicke motorisch

Slide 35 - Quiz

Als iemand tegen je praat vinden op dat moment, als gevolg daarvan, veranderingen plaats in het centrum van Wernicke. Hierover worden drie beweringen gedaan.
1. Het aantal synapsen tussen zenuwcellen neemt daar dan toe.
2. Het aantal impulsen per tijdseenheid neemt daar dan toe.
3. Het gebruik van glucose in de zenuwcellen neemt daar toe.
Noteer bij elke bewering of het juist of onjuist is

Slide 36 - Question ouverte

Huiswerk
Opdrachten 18.1 en toetsvragen 18.2

Lastig? Maak eerst de oefenvragen van 18.1

Slide 37 - Diapositive