Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat deed Karel de Grote om zijn grote rijk te kunnen besturen?
A
Hij schreef brieven naar mensen.
B
Hij stelde een regering aan.
C
Hij stuurde zijn leger naar de grenzen.
D
Hij verdeelde het land in stukjes.
Slide 2 - Quiz
1
2
3
4
5
De rust keerde in het land terug
De Vikingen vielen het land binnen.
De zonen van lodewijk hadden ruzie.
Hertogen en graven versloegen de Vikingen.
Het land werd niet beschermd
Slide 3 - Question de remorquage
Waar of niet waar? De controleurs kwamen van de koning kwamen vaak langs voor controles.
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
Waar of niet waar? De hertog was veel weg om te vechten.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quiz
Waar of niet waar? De vrouw van de graaf hielp mee het land te besturen.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
Het werken op het land werd minder zwaar door een nieuwe uitvinding. Wat was die uitvinding?
A
nieuwe manier van zaaien.
B
nieuwe mest
C
nieuwe ploeg
D
nieuwe tractor
Slide 7 - Quiz
Juist of onjuist. Bij een gilde zaten mensen met een verschillende beroep.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quiz
Juist of onjuist. Alle leden van een gilde woonden in hetzelfde huis.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quiz
Juist of onjuist. Een gildemeester gaf les aan mensen die ook in het gilde wilde.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quiz
Juist of onjuist. Een gilde maakte afspraken over prijzen.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quiz
Juist of onjuist. Een gilde vroeg belasting aan mensen die geen lid waren.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quiz
Juist of onjuist. Een gilde zorgde voor zieke leden.
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quiz
burgemeester
rechtspreken
de stad besturen.
advies geven over het besturen van het land
Slide 14 - Question de remorquage
De mensen in steden wilden steeds meer zelf beslissen en kregen stadsrechten. Welke recht hoorden niet daarbij?
A
belasting heffen
B
een stadsmuur bouwen
C
wetten maken
D
verkiezingen houden.
Slide 15 - Quiz
Paus, de baas van de christenen
Bisschop,
de baas van een kathedraal.
Priester, de baas van een kerk.
Slide 16 - Question de remorquage
Kerken voor het jaar 1000
Kerken na het jaar 1000
dikke muren
kleine ramen
laag
gewelven
grote ramen
hoog
Slide 17 - Question de remorquage
Waarom bouwden de mensen in de stad de kerk zo groot en zo mooi mogelijk?
A
omdat de paus dan op bezoek kon komen.
B
omdat er dan veel mensen in konden.
C
omdat er dan veel mensen lang aan konden werken.
D
om te laten zien hoe rijk en gelovig de stad was.
Slide 18 - Quiz
Schilderijen over het christendom hingen in de kerk als versiering. Maar er was nog een reden. Welke reden was dat?
Slide 19 - Question ouverte
Slide 20 - Diapositive
Op het plaatje zag je een vrouw die wordt gewogen. De mensen denken dat ze een heks is. Ze denken dat ze dat kunnen bewijzen door haar te wegen. Waarom denken zij dat?