Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Welke fase zie je op de foto?
VAST
VLOEIBAAR
GAS
Slide 1 - Question de remorquage
Gebruik het deeltjesmodel om uit te leggen welke fase de chocoladesaus heeft
Slide 2 - Question ouverte
Een stof kan voorkomen in 3 fasen en er zijn 9 fase-overgangen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
De fase-overgang van waterdamp naar water heet condenseren
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quiz
Wat is een ander woord voor vervluchtigen?
A
condenseren
B
verdampen
C
sublimeren
D
rijpen
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Vidéo
Leg de gebeurtenis in het filmpje uit met het deeltjesmodel
A
de moleculen van een stof veranderen niet
B
de moleculen van een stof bewegen
C
de moleculen van een stof trekken elkaar aan
Slide 7 - Quiz
De aantrekkingskrachten tussen de watermoleculen noemen we:
A
Cohesiekrachten
B
Adhesiekrachten
Slide 8 - Quiz
Het vriest en je hangt je natte wasgoed buiten. De kleren bevriezen gelijk, maar na 24 uur zijn ze toch droog. Door welk proces komt dat?
A
Verdampen
B
Rijpen
C
Condenseren
D
Vervluchtigen
Slide 9 - Quiz
Nadat je een warme douche genomen hebt wil je je haar kammen. Maar de hele spiegel is beslagen! Hoe komt het water op de spiegel?
A
Door vervluchtiging
B
Door condensatie
C
Door bevriezing
D
Door rijping
Slide 10 - Quiz
Je maakt een brownie, en wilt daar een laag chocola overheen doen. Daarom verwarm je een chocoladereep in de magnetron. Wat gebeurt er met de chocola?
A
Het condenseert
B
Het verdampt
C
Het smelt
D
Het stolt
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
Het Aralmeer bevat in 2003 veel minder water dan in 1989. Wat is er met het water gebeurd?
A
Het is verdampt
B
Het is vervluchtigd
C
Het is gecondenseerd
D
Het is gesmolten
Slide 13 - Quiz
Gas
Vloeibaar
Vast
Wolk
Stoom
Ijsklontje
Zeewater
Sneeuw
Slide 14 - Question de remorquage
...de temperatuur daalt
...de temperatuur stijgt
De vloeistof in een reservoir krimpt als....
Slide 15 - Question de remorquage
Je hebt twee thermometers. In thermometer A stijgt bij een temperatuurtoename van 1 °C de vloeistof in de stijgbuis 0,5 cm. In thermometer B stijgt bij een temperatuurtoename van 1 °C de vloeistof in de stijgbuis 1 cm. Leg uit welke van de twee thermometers het minst nauwkeurig is.
Slide 16 - Question ouverte
Eenheid
Grootheid
Meter
Lengte
Temperatuur
Graden Celcius
Seconde
Tijd
Slide 17 - Question de remorquage
Welke zin is waar over de fase-overgang "rijpen"?
rijp
A
het gaat van vast naar vloeibaar
B
het gaat van gas naar vast
C
het gaat van vloeibaar naar vast
Slide 18 - Quiz
Tobias heeft een hoeveelheid stearine gesmolten. Hij laat de stearine vervolgens langzaam afkoelen, terwijl hij om de minuut de temperatuur meet. Na de proef maakt hij een grafiek van zijn waarnemingen.
Slide 19 - Diapositive
Hoe noem je het soort grafiek dat Tobias gemaakt heeft?
Slide 20 - Question ouverte
Welke fase heeft de stearine bij B?
A
Vast
B
Vast en vloeibaar
C
Vloeibaar
Slide 21 - Quiz
Als je een geurkaars neerzet, ruikt het na een tijdje in de hele kamer ernaar, ook als je de kaars niet aan doet. De kaars is in de vaste fase. Welke fase-overgang heeft er plaats gevonden?
A
smelten
B
verdampen
C
vervluchtigen
D
condenseren
Slide 22 - Quiz
Bij verdamping
A
Bewegen de moleculen heel snel
B
Bewegen de moleculen bijna niet
Slide 23 - Quiz
Is dit een smelt- en kookdiagram van een zuivere stof?